...
Ja, "ik wil" ja.
Het schijnt dat je dat zo niet zou moeten zeggen, tenminste, dat zei mijn moeder vroeger altijd. "Jij hebt niks te willen."
Maar ik wil wel! Ik wil een knetterend koude dag, met knisperende rijp op iedere halm, met met rijp beslagen dorre bruine blaadjes die nog standhielden aan de bomen, diepblauwe luchten nadat de egale grijze deken waaruit een witte laag sneeuw is neergedaald is overgewaaid en wolkjes voor mijn gezicht bij iedere ademtocht.
Ik wil er op uit, ik wil mijn schoenen aantrekken, een paar laagjes aantrekken en voor de rest wil ik even helemaal niks anders dan het gestage geknerp horen van de bevroren halmen die ik onder mijn schoenen wegstap.
Ja toch wel, ik wil de nevel zien die over het water hangt vroeg in de ochtend, ik wil een vlucht ganzen over me heen horen wieken, ik wil zelfs wel een vleugje houtvuur ruiken, een zweempje van nog nasmeulende kolen van gisteravond.
Ik wil ook langs een stroompje lopen waarin het water tussen de beijsde zijden doorloopt, de druppels blinkend aan een paar pegels, het spetteren horen. Ik wil zelfs weer eens die korte hoofdpijn voelen als ik de heldere koude ochtendlucht iets te diep opsnuif.
Ik wil een zwerm staartmezen in de boomtoppen boven me horen piepen als ik tussen de kale berken loop, de koeien in de weide zien dampen en ik wil met mijn billen op een boomstronk zitten als ik mezelf een bak dampend hete thee inschenk.
Ja, dat wil ik.
Ja, "ik wil" ja.
Het schijnt dat je dat zo niet zou moeten zeggen, tenminste, dat zei mijn moeder vroeger altijd. "Jij hebt niks te willen."
Maar ik wil wel! Ik wil een knetterend koude dag, met knisperende rijp op iedere halm, met met rijp beslagen dorre bruine blaadjes die nog standhielden aan de bomen, diepblauwe luchten nadat de egale grijze deken waaruit een witte laag sneeuw is neergedaald is overgewaaid en wolkjes voor mijn gezicht bij iedere ademtocht.
Ik wil er op uit, ik wil mijn schoenen aantrekken, een paar laagjes aantrekken en voor de rest wil ik even helemaal niks anders dan het gestage geknerp horen van de bevroren halmen die ik onder mijn schoenen wegstap.
Ja toch wel, ik wil de nevel zien die over het water hangt vroeg in de ochtend, ik wil een vlucht ganzen over me heen horen wieken, ik wil zelfs wel een vleugje houtvuur ruiken, een zweempje van nog nasmeulende kolen van gisteravond.
Ik wil ook langs een stroompje lopen waarin het water tussen de beijsde zijden doorloopt, de druppels blinkend aan een paar pegels, het spetteren horen. Ik wil zelfs weer eens die korte hoofdpijn voelen als ik de heldere koude ochtendlucht iets te diep opsnuif.
Ik wil een zwerm staartmezen in de boomtoppen boven me horen piepen als ik tussen de kale berken loop, de koeien in de weide zien dampen en ik wil met mijn billen op een boomstronk zitten als ik mezelf een bak dampend hete thee inschenk.
Ja, dat wil ik.