"Bivak"
Het kiezen van een bivakplek is altijd een leuke uitdaging.
De plek van je bivak bepaalt in hoge mate het plezier dat je aan een tocht beleeft. Ikzelf bevindt me, tijdens een hike, het grootste deel van het etmaal in het bivak. Onderweg ben ik hooguit 10, 12 uur per dag. De rest van de tijd verzorg ik mezelf in de breedste zin des woords. Dat betekent slapen, koken, eten, wassen, relaxen, etc.. etc.
Ik maak met mezelf meestal de afspraak dat ik vanaf een bepaalde tijd, zeg zo'n twee en half uur voor zonsondergang, uit ga kijken naar een geschikte stek. De eerste de beste die ik vanaf dat moment tegenkom kies ik dan.
De eisen die ik stel zijn als volgt: er moet (stromend) water in de buurt zijn om te filteren en vanwege het prettige geluid, de plek moet moeilijk te vinden zijn en beschutting bieden tegen ongewenste gasten, de plek moet niet te ver bij de route vandaan liggen en moet van een zo groot mogelijke landschappelijke schoonheid zijn. Liefst met panorama-uitzicht.. Uiteraard moet mijn tentje of mijn bivakzak een enigszins vlak plekje vinden. Als al deze wensen tegelijkertijd uitkomen en het weer zit ook nog eens mee spreek ik van een 1000-sterren hotel. Helaas is dat lang niet altijd zo.
Soms kun je eenvoudig geen geschikte plaats vinden. Blijken de oevers van een beekje te steil om een tentje te plaatsen, is de grond te drassig of is het 'verboden gebied' om wat voor reden dan ook. Dan begint het avontuur en ben je gedwongen verderop een geschikte plek te vinden. Als je daarvan houdt en je hebt mazzel, ligt er de komende uren terrein voor je waarvan je zéker weet dat er geen plekje te vinden is.. Doorstappen dus, om dat dorpje heen, weg van die akkers en vervuilde stinksloten, op pad naar dat, volgens de kaart, schitterende bosgebied tien kilometer verderop. Je houdt van avontuur dus wordt het donker en gaat het regenen, maar na uren van glijden en worstelen langs glibberpaadjes bereik je een plek waar je het voor doet. Bij het licht van je hoofdlamp trek je takken en dennenappels weg om maar een zo vlak mogelijk plekje te maken. De tent staat zo, en eindelijk kruip je moe maar errug voldaan je klamme onderkomentje in. De regen is in plaats van vervelend een prettige bijkomstigheid geworden die rustgevend tikt op het pas gesealde doek en de wind die je net nog deed wankelen klinkt als een heerlijk ruisen in de hoge bomen. Zo is het best uit te houden. Ik zet een pannetje buiten om regenwater op te vangen en manoeuvreer behoedzaam om het blazende brandertje met ketel thee heen. Huisarrest in een gouden kooitje.
Een van de mooie dingen in een bivak blijft voor mij het ontwaken. Tot de ontdekking komend dat het droog geworden is, het zonnetje schijnt en een klaterend geluid het bestaan van een beekje verraadt. Nog lekker even blijven liggen, genieten van het moment met de deuren van de tent wijd opengeslagen. Binnenin is alles toch een beetje klammig en het uit-de-slaapzak-gaan moment stel ik zoals gewoonlijk zo lang mogelijk uit. Toch ontkom je ook daar niet aan en een paar tellen later sta ik rillend naast mijn tentje.
Een groep soldaten staat me vanaf de overkant van het pad aan te staren. De klaterende beek blijkt een Landrover te zijn die stationair loopt en waarvan het geluid precies een klaterende beek lijkt. Twee meter naast de ingang van m'n tent lopen een aantal ijzerdraadjes die even verderop verbonden zijn aan olijfgroene busvormige objecten. Een druk bewegende soldaat roept naar me.. Ik sta midden tussen de booby-traps!
Blijkt het achteraf toch een 1000-sterren hotel te zijn!
Martin Swinkels
|