Vindelfjällen
"Je voelt zeker wel iets van weemoed nu je naar huis toe gaat?" vroeg één van mijn laatste gasten. Ja zeker, dat was het. Ik had het gevoel nog geen naam kunnen geven. Maar weemoed was het gevoel dat mij enkele dagen eerder begon te bekruipen. Ik had mijn laatste tochtje gemaakt in de omgeving van mijn hut en de voorbereidingen voor de overdracht aan mijn opvolger had ik al getroffen ruim voordat hij kwam. Nu zat mijn werk als beheerder erop. Toch bleef ik nog enkele dagen in de hut, ik moest mijn opvolger nog een beetje wegwijs maken in het werk. Hij zou ook voor de eerste keer werken als beheerder, maar hij kende de hut wel van een eerder verblijf als gast. Diezelfde dag kwam er eindelijk iemand die mij herkende, "ik herken je aan je dialect", zei hij. Dat vond ik erg leuk om te horen, dat is nog eens wat anders dan anderen plegen te zeggen. Aan de manier waarop ik Zweeds praat dacht iemand zelfs te horen dat ik uit Texas kwam! Maar het kan nog erger.
Mijn eerste nacht in de hut van de Zweedse toeristenvereniging (STF) aan het meer Tärnasjö in Vindelfjällen leek een eeuwigheid geleden, toch was dat nog geen 5 weken. En ik kon mij die nacht nog goed herinneren. Ik had verwacht toch zeker een week te moeten wachten op mijn eerste gast, maar Staffan, mijn huttenchef, vertelde dat ik de eerste nacht al een groep zou hebben van 26 man. Slik. Maar goed, toen ik bij de hut aankwam was die groep er al. De gasten hadden de hut al aardig warm gekregen en ze waren bezig met de voorbereidingen voor de maaltijd. De leiders van de groep, die ik nog vaker zou treffen, nodigden mij uit om mee te eten. Voorwaar een mooi begin. Het eerste wat ik zag toen ik de hut binnenkwam was trouwens een flinke voorraad Heineken! "Waarom kopen jullie nou juist Heineken? Is er niets beters?" Op die vraag heb ik geen antwoord gekregen. Die eerste nacht sliep ik slecht, onder andere doordat 4 gasten nog lang luidruchtig zaten te kaarten. Op een gegeven moment vond ik dat wel genoeg, "het is nu toch echt wel tijd om stil te zijn", zei ik. Toen was het kabaal ook inderdaad afgelopen, verder heb ik geen enkele keer problemen gehad met groepen. "Dit was geen fijne groep, maar het waren verkopers. Dan kun je zoiets verwachten. Eigenwijze rakkers zijn dat", zei één van de begeleiders toen ik hem later weer met een andere groep over de vloer kreeg. Uiteindelijk zou ik in de bijna vijf weken dat ik in de hut zat 19 nachten geen gasten hebben. Hoewel het erg leuk was om gasten te hebben, waren juist dit de dagen waar ik zo nieuwsgierig naar was. Hoe zou het zijn om helemaal alleen in een hutje te zitten? In één woord: fantastisch! Ik had echt het gevoel dat ik bevoorrecht was een eigen hut te hebben midden in een natuurgebied. Over eenzaamheid heb ik wel andere verhalen gehoord. Eenmaal heb ik een beheerder getroffen die de eerste twaalf dagen van zijn zomerseizoen helemaal niemand zag! En een andere beheerster had het na drie dagen al gezien, zij kreeg last van lappenziekte zoals ze dat daar noemen. Zij kon duidelijk niet tegen de eenzaamheid.
De eerste dagen was het flink koud, het vroor 's nachts meer dan 30 graden. Ook overdag vroor het dan zo hard als we hier in Nederland maar zelden meemaken. Het is dan niet eenvoudig om buiten iets te doen. Ik was echter druk met het inventariseren van de kiosk, het meubilair, het gereedschap en diverse andere zaken. Ik kwam al gauw tot de ontdekking dat ik een probleempje zou kunnen krijgen met de voorraad gas. In de hut wordt gekookt op gas en mijn eigen kamer en de droogkamer werden ook verwarmd met gaskachels. Er waren slechts twee gasflessen aanwezig, waarvan de ene zeker niet vol was. Gelukkig kon Lasse, één van de medewerkers van de STF, al snel een fles brengen. Later kwam Lars-Göran, een andere medewerker, met een nieuwe voorraad. Ik heb inderdaad flessen moeten vervangen en dat is zwaar werk. Eén van de gasten die toen aanwezig was vroeg of ik hulp nodig had. Dat was nog niet het geval en ik wilde eerst kijken of het mogelijk was om de klus alleen te klaren. Met een beetje handigheid en wat meer kracht gaat het wel.
Na enige dagen was ik eindelijk zover dat ik een tochtje kon gaan maken. Ik begon met een klim naar de top van Sjalandsvardo, een top van ongeveer 850 meter hoog. Dat betekende een stijging van slechts 250 meter, maar het duurde wel een uur. Ik maakte een lange omweg om niet al te steil omhoog te gaan. Bovendien deed ik dat om een stukje van de route naar Ammarnäs te sporen om het eventuele skiërs wat makkelijker te maken. Afgezien van de twee gasten die de tweede dag al kwamen zou het overigens nog lang duren voordat er skiërs kwamen. Er lag veel losse sneeuw en dat is erg zwaar. Maar het uitzicht vanaf de top was de moeite waard. Ik ben vele keren op de top geweest om te genieten van het uitzicht en van de afdalingen. Het kwam regelmatig voor dat ik op de top goed weer had terwijl het rondom veel slechter was. Vooral rond Norra Storfjället met de hoogste top van de regio was het vaak slecht weer. Een groot deel van de afdaling ging door het bos en dat was heerlijk skiën. De sneeuw had niet zoveel te lijden en bleef bijna altijd los. Ik trof het alleen een enkele keer dat ik over een struik heen schoof waar een luchtbel onder was ontstaan, daar kon je dus flink doorheen zakken. De sporen kunnen nog lang zichtbaar blijven, dat is makkelijk om je de volgende dagen op te oriënteren. Alleen je eigen sporen tref je aan. De eerste afdaling deed ik op een overzichtelijk stuk, daarna kon ik me op mijn sporen richten en een moeilijker afdaling kiezen.
Een enkele keer gebruikte ik mijn toerlanglaufers, ik probeerde bijvoorbeeld een route die voor sneeuwscooters verboden is. Helemaal gek werd ik er van! Een meter losse sneeuw en ik zakte soms tot over mijn knieën weg. En dan moest ik ook nog zien te proberen om een hellinkje op te komen. Dat heb ik dus maar gauw opgegeven en ik heb me voor dergelijke tochtjes beperkt tot de routes waar sneeuwscooters mogen komen. Er valt veel te zeggen over sneeuwscooters, ze stinken en ze maken kabaal, maar ze maken vaak goede sporen om te langlaufen. Er komen namelijk geen machines langs die mooie loipes prepareren. Bij mijn langlauftochtjes heb ik geen last gehad van scooters, het viel namelijk wel mee met de drukte.
Voor contact met de buitenwereld had ik een telefoon ter beschikking. Ook schreef ik kaarten naar familie en vrienden. Ik wachtte ook altijd vol spanning af of bezoekers post voor mij mee zouden nemen. In deze omstandigheden stelde ik post zeer op prijs, hier kreeg ik tenminste geen rekeningen. Soms vertelden gasten dat ze zeer snel weer terug zouden komen en vroegen dan of ze iets voor me mee konden nemen. "Nou graag, een kilo sinaasappels" bestelde ik een keer. Ik maakte overigens te weinig gebruik van die mogelijkheid, de volgende keer zal ik daar wat vaker op in gaan of meteen uit eigen beweging vragen of mensen wat voor mij mee kunnen nemen. Het is wat link om om kranten te vragen als je kritisch bent over bepaalde soorten kranten, niet elke krant heeft zo'n goede stijl. Van een vaste bezoeker kreeg ik bijvoorbeeld een Expressen, ongeveer wat ik van hem verwachtte. Maar ik durfde van te voren niet te zeggen dat ik dat nou een zeer slechte krant vond en dat ik liever een andere had. Een gegeven paard... Ik hoorde van een collega-beheerder dat iemand een keer was gevraagd om een pakketje voor een beheerder mee te nemen. "Nee, dat is te zwaar!" was de reactie. Het ging echter om een pakje van een pond of zo. Wat is dat nou vergeleken met de totale bepakking die de mensen meesjouwen? Niks! Zo'n reactie is dus flauw en onverstandig. Als het mogelijk is neem ik altijd wat mee voor beheerders, dat geeft namelijk leuke contacten, de ontvanger is zeer dankbaar.
Regelmatig belde ik met mijn collega-beheerders in Vindelfjällen om te horen hoe het bij hun ging. Ik kreeg wel de meeste gasten die bleven overnachten, maar dat waren voornamelijk groepen. Dan kon het gebeuren dat de hut bijna vol was. Nou ja, vol. In de grote hut had ik dan wel niet meer dan 22 bedden, maar zonder al te grote problemen kon ik wel 40 gasten hebben. Dan is het een voordeel als er een flinke groep in de hut verblijft, alles gaat dan een stuk makkelijker. Een groep verzorgt het corvee beter dan individuelen. Je moet namelijk hout zagen, hout hakken, water halen en schoonmaken als je gast bent in een hut. Groepen organiseren dat goed, maar individuelen laten nog wel eens wat achterwege. Eén keer heb ik er wat van gezegd: "Jullie kunnen nog niet vertrekken want jullie zijn nog niet klaar. Je moet de houtvoorraad in de woonkamer nog aanvullen." Soms moet je streng zijn, dat is echter niet makkelijk. Inger heeft wel eens een kind een doek in de handen gegeven omdat de volwassenen deden alsof ze niets hoorden toen zij iets zei over de smerige keuken. Karl-Göran, de beheerder van Viterskalstugan, vertelde dat in het begin van het seizoen een scooterrijder in Syterskalet was omgedraaid vanwege het slechte weer. Er lag zoveel losse sneeuw dat er zelfs voor scooters even geen doorkomen aan was.
Even op de koffie gaan bij de buren vergt in deze omstandigheden enige voorbereiding. Je moet bellen om een afspraak te maken en naar de andere kant moet je laten weten dat je een dagje weg bent. En je moet eerst naar het weerbericht luisteren. De voorlaatste week ben ik bij Inger in Serve op bezoek geweest. Ik was toen echt toe aan een langere tocht. Met slecht zicht ging ik op pad, het weer was overigens wel redelijk. Onderweg zou ik twee skiërs tegenkomen, gasten van Inger. Maar ik zag niemand, zouden ze een vreemde route gevolgd hebben? Maar nee, aangekomen in Serve vertelde Inger dat deze twee nog een nachtje in Serve zouden blijven. "Dan treffen jullie het niet zo goed, morgen komt er namelijk een groep van 19 man bij mij", zei ik tegen het Duitse paar. Zij bedachten zich echter niet en bleven en hadden de volgende dag in ieder geval mooi weer tijdens de tocht. Inger had al flink wat ervaring als beheerster, zij kon mij dus nog wat goede raad geven over dagjestoeristen, schoonmaken en buitenlands geld bijvoorbeeld. Op de terugweg was het zicht een stuk beter geworden doordat de zon er een beetje doorkwam. Het besef dat ik in een zeer wijde omgeving de enige mens was maakte mij niet bang. Integendeel, ik voelde mij intens gelukkig in de prachtige natuur. Regelmatig stond ik stil om rond te kijken en te luisteren hoe overweldigend stil het was. Vanwege het betere zicht ging de terugreis een stuk vlotter. Ik had overigens 's morgens al gemerkt dat het laatste stuk erg lastig zou worden door een hard pak sneeuw. Ik besloot dus om mijn stijgvellen te gebruiken om het laatste stuk, met enkele lastige afdalingen, af te leggen.
Morgan van Syter kwam de laatste week bij mij op visite, hij had een prachtig verhaal. "Dat moet haast een mythe zijn, maar diverse mensen vertelden iets over een oude vrouw die met een karretje door dit natuurgebied een tocht maakte. Zij was onder andere gesignaleerd in een moerasgebied en bovenop de hoogste berg van dit gebied, Norr Sytertoppen. En altijd met haar karretje! Zij moet een jaar of tachtig geweest zijn." Dat is inderdaad een fantasievol verhaal, een mythe? Dat oude mensen nog zulke tochten maken is niet zo vreemd, ik heb ook gasten van 70 jaar of ouder gehad en diverse keren ben ik oudere mensen tegengekomen tijdens mijn tochten in de verschillende gebieden. Zij passen zich goed aan aan de omstandigheden.
In alle meren en rivieren zwemt veel vis, vooral forel. Je kunt daar dus uitstekend vissen, maar je hebt een vergunning nodig. Dat geldt niet voor beheerders van de STF-hutten, zij hebben het voorrecht om vrij te mogen vissen. In deze streek is er een hevige discussie gaande wie nu controle mag uitoefenen op het vissen. Het provinciebestuur heeft de controle voornamelijk in handen gelegd van politiemensen die dat in hun vrije tijd doen. Zij mogen dan zelf ook vissen en hebben op deze manier een "betaalde" visvakantie. Eénmaal kwam een man naar mijn hut die een embleem "visserijcontrole" op zijn jas had zitten. "Ben jij ook zo'n politieman?" vroeg ik. Nee, dat was hij niet. Hij woonde in de buurt en had wel het voorrecht om een hutje in het natuurgebied te hebben. Die staat een paar honderd meter van de STF-hut, samen met nog twee andere hutjes. Eén van die andere bevoorrechte personen is Karl-Gösta Frohm. Hij vist en jaagt veel in het natuurgebied en in de zomer verzorgt hij boottransport op het meer. K-G, zoals hij genoemd wordt, kan erg veel vertellen over het natuurgebied en alles wat er gebeurt. Hij heeft ook een duidelijke mening over diverse zaken, zoals de visserijcontrole, het beleid van de STF, de voorrechten voor rendierhoudende Lappen. Deze kunnen een sterk front vormen wat lijkt op het groene front in Nederland. K-G vindt het niet juist dat andere vaste bewoners van de streek, die er misschien ook al vele generaties lang wonen, niet dezelfde voorrechten kunnen krijgen als de Lappen.
De laatste week had het nog diverse keren gesneeuwd. Ik vermoedde dan ook dat de omstandigheden op Sjalandsvardo weer verbeterd zouden zijn. En inderdaad, alle hobbels en gaten waren verdwenen, de hellingen zagen er nu uit als goed geprepareerde pistes met een dun laagje verse sneeuw. Ik liet me maar gaan, het was kinderspel om bochten te maken. Zo is het goddelijk skiën! Ik moet nog maar eens terug komen om echt hele dagen te skiën op pistes waar verder nooit iemand komt. Dat zijn mijn pistes!
Henk Kersten
|