foto In het schrijfblok komt telkens een nieuw (reis)verhaal over de belevenissen van bezoekers van de site. Ook jij kunt jouw verhaal insturen voor publicatie.

Keien en koude vingers

Half zeven is toch wel een ellendig vroege tijd om op te staan als je op vakantie bent. Zo te horen aan het gemorrel in de tentjes van mijn Spaanse buren zijn ze nu minstens even blij met mijn gerommel als ik gisteravond met hun feestje dus dat geeft in ieder geval nog enige voldoening.

Als ik om half 8 de camping verlaat is de receptie nog gesloten en aangezien dat gisteren de hele dag al het geval was gooi ik het verschuldigde geld door de brievenbus. De poedel van de eigenaresse van de camping ziet dit als een goede reden om vrolijk blaffend aan mijn kuiten te gaan willen hangen, maar dat is een kwestie van op de fiets gaan zitten en hij kan er niet meer bij.

De eerste kilometers zijn om warm te draaien; een beetje vlak en een beetje afdalend, maar op kilometer 5 (1100m), net boven Pampaneira begint het serieuze werk; hoewel nog wel heel beschaafd over asfalt. De weg naar de toch behoorlijk toeristische dorpen Bubión en Capilleira is nog uitgestorven, en da’s mooi, want gistermiddag was het zigzaggen tussen de naar een parkeerplaatsje zoekende auto’s. De weg mag dan beschaafd geasfalteerd zijn; hij is daarvoor in ruil wel plaatselijk verrot steil, met name de haarspeld bocht in Capilleira is van dien aard dat je de huizen in de binnenbocht op kelderniveau passeert als je de bocht in gaat terwijl je op schoorsteenniveau de bocht uitkomt. Tijd dus voor de eerste pufpauze; de weg is nog lang en ik zie geen reden om me nu al zwaar in het zweet te fietsen. Niet dat dat echt gaat lukken; ik zit nu op 1500m en het is slechts 12 graden. Het houdt niet over.

Het pad onder de Mulhacen langs, foto: Dennis watermanNa Capilleira blijft het asfalt, tussen de gaten in. Op zich is de weg niet slecht maar gaat zonder ophouden in rap tempo in haarspeldbochten omhoog tegen de dalwand. Na iedere bocht wel weer een prachtig uitzicht maar het had iets minder enthousiast gekund.

Op kilometer 14 (1800m) houdt ineens het asfalt op. Er is geen enkele aanwijzing waarom hier het asfalt ophoudt, zo in een haarspeldbocht, en niet al in het laatste dorp of juist verder bij het informatiecentrum maar niettemin houd het hier op. Ik vrees het ergste voor de hier op volgende gravelweg, maar deze is echter nog prima te berijden omdat hier nog auto’s mogen komen. Bovendien merk ik dat het stijgingspercentage duidelijk minder is dan op het asfalt deel, ongetwijfeld ook ten behoeve van de auto’s. Alleen de haarspeldbochten naar links zijn ongehoord steil, maar ik heb alle ruimte zo in de vroegte om zwabberend over de weg te gaan. De enige weggebruiker is het toeristenbusje dat tussen Capilleira naar de hut op 2500m pendelt. De chauffeur komt me nu voor de 4e keer voorbij en zwaait iedere keer vrolijker naar me.

Het is inmiddels 11 uur als ik aankom op 2100m (kilometer 19). Hier staat het informatiecentrum van de Sierra Nevada; tot hier mogen de auto’s en de rest is voorbehouden aan fietsers, wandelaars en het pendelbusje. Een ding is zeker: het is tijd voor de snackpauze.

Bij de slagboom staat een wachthuisje voor toegangscontrole en ik werp er zo eens een blik in of ik toestemming of zo moet krijgen. Binnen klinkt het rochelend geluid van iemand die zich een sigaret laat smaken, en zo te horen zou het wel eens zijn laatste kunnen zijn. Ik kan natuurlijk wortel gaan staan schieten totdat ik de aandacht heb getrokken maar aangezien mijn fiets net onder de slagboom door kan wacht ik verder niet af en vervolg mijn weg.

Het pad langs de graat die Mulhacen en Pico Velata verbind aan de rechterkant van de foto, foto: Dennis watermanTot mijn opluchting blijft de weg goed maar klimt nu minder regelmatig; korte stukjes van 50 tot 100m die bijna vlak zijn worden afgewisseld met korte stukjes van 10% of meer. Ik moet dus iedere keer zwaar aanzetten en op de pedalen staan en mijn rug begint daar tegen te protesteren, maar helaas is het wel de enig manier om er door te komen. Op 2500m staat een heuse bushalte in de keienvlakte. Ergens links moet dus de laatste bemande hut liggen en vanaf hier ben ik op mijzelf aangewezen tot aan het skistation aan de andere kant van de pas. Het wegdek wordt nu duidelijk minder maar nog niet dramatisch. De eerste wandelaars komen naar beneden (de eerste met loslopende hond, en da’s echt heeeeel erg verboden) en zijn duidelijk verbaasd een zwaar beladen fietser te zien hier. Twee vriendelijke Spanjaarden proberen een heel verhaal aan me te vertellen maar met mijn talenkennis is dat verspilde moeite. Ik mompel af en toe eens ‘si’ of ‘no’ en krijg niet de indruk dat ik mijn antwoorden uit de toon vallen. Ik word bij het opstappen in ieder geval nog enthousiast aangeduwd en kan weer op weg. Het loopt nu wat minder steil langs een ronde bergrug omhoog, ondertussen ben ik op 2700m aangekomen. Na enkele kilometers wordt de bergrug die ik nu al een tijdje volg lager en krijg ik bij het Mirador de Trevelez mijn eerste zicht op de Mulhacén; de hoogste berg van het Spaanse vasteland. De top is helder, maar van de verder naar links liggende en lagere Pico Veleta ligt de top helaas in de wolken. De weg zou nu onder langs de Mulhacén moeten lopen richting de graat die bovengenoemde bergen verbindt maar dat is niet te zien van waar ik nu ben. Het uitkijkpunt is blijkbaar het verste punt waar auto’s nog wel eens komen, want de weg versmalt tot niet meer dan een ruim voetpad en wordt bijzonder keiig. Bovendien ligt er veel puin op dat van de helling van de Mulhacén naar beneden is gegleden; van die grote brokken, of eigenlijk meer platen, leisteenachtige rots. Fietsen is nu meer balletdansen over half losliggende stenen en om gaten heen en de gemiddelde snelheid daalt flink. Halverwege de passage onder de Mulhacén door staat tot mijn verbazing in deze keienwoestenij een verroeste slagboom; en wel zo eentje van het gezellig irritante type. Ik kan er niet langs aangezien de helling aan de ene kant strak omhoog, en aan de andere kant strak naar beneden gaat. Eronder door is moeilijk aangezien het kreng erg laag is. Uiteindelijk blijft er niks anders over dan de fiets heel erg schuin, bijna plat, eronder door te frutselen. Ik slaak een de eerste vloek van de dag als ik in deze worsteling ook nog ongenadig hard mijn hoofd tegen dat kreng stoot, ondanks dat ik een helm op heb.

De weg gaat zonder dat er wezenlijk iets verandert gewoon verder; ik rijd nog steeds als een balletdanser met jeuk onder de voetzolen over de keien te hobbelen en schiet voor geen meter op. Verderop lijkt het naar beneden te gaan. Uiteindelijk valt dat dan ook wel weer tegen, maar in ieder geval is dan toch licht dalend. De beenspieren hebben dus even rust maar de armspieren niet aangezien ik nu niet alleen de boel onder controle moet houden, maar daarbij ook nog moet remmen. Onder aan de graat ligt bij een klein meertje nog een onbemande hut. De bedoeling was om hier mijn fiets te parkeren en te voet de Mulhacén op te gaan maar helaas zijn er complicaties. Het eerste probleem is dat de weg zo slecht is dat ik niet weet of ik wel tijd genoeg heb voor dit avontuur voor het donker wordt, maar dat is oplosbaar middels een overnachting in de hut. Wat echter veel belangrijker is, is dat de bewolking snel begint toe te nemen. Rondom de top van de Mulhacén bevinden zich al wolken, en als het verder dicht trekt zal ik ongetwijfeld de top wel vinden, maar vind ik daarna mijn fiets en de hut nog terug? Voor de eerste keer in mijn leven betreur ik het dat ik geen GPS heb; wat was het leven makkelijk geweest als ik van de hut een waypoint had kunnen maken. Ik overleg nog even met mezelf maar durf het toch niet aan; ik ben hier absoluut in mijn uppie, niet bekend met de omgeving en heb weinig hoog alpine ervaring. De kans om te verdwalen als de bewolking verder opkomt doet me besluiten weer op de fiets te stappen en verder te gaan. Het is ondertussen half 2, kilometer 34 en ik ben op 2800m hoogte. Het hoogste dat ik ooit per fiets was geweest tot dan toe was 2802m (Cime de la Bonette; ten noorden van Nice) en nu mijn hoogtemeter deze hoogte overschrijdt moet ik vast juichen of zo, maar ik heb het eigenlijk te druk met gewoon ademhalen.

De weg onderlangs de graat is gelukkig weer iets beter en kent wat vlakke stukjes en zelfs een heus dalend stukje. De pret is van korte duur; in een steil stijgend stukje wordt de hoeveelheid puin op de weg zo groot wordt dat er geen doorkomen aan is. Afstappen is de enige mogelijkheid, en licht mopperend in mezelf begin ik mijn fiets door het puin te duwen. Dit soort grappen moet ik niet teveel tegenkomen, anders wordt het nog een lange dag.

De Pico Veleta komt dichterbij, maar blijft grotendeels in wolken gehuld. Al eerder heb ik een korte opklaring de weg in haarspeldbochten naar de pas zien lopen en ik weet dat het nog een eind weg is. De weg gaat nu over de graat heen naar de noordkant en daar blijkt zoveel bewolking te hangen dat ik onmiddellijk geen steek meer zie. De stevige noordenwind maakt het klimaat er verder ook al niet aangenamer op. Het wordt tijd voor de lange broek en neopreen handschoenen. Het fleece jasje is sowieso nog niet uitgeweest vandaag.

In ieder geval is de weg nog steeds min of meer befietsbaar en klimt niet al te steil. De stenen zijn hier nat en glad om er voor te zorgen dat ik het te makkelijk ga krijgen, stel je voor.

Een kilometer verder springt de hoogtemeter op 3000m, een mijlpaal voor mij. Ik had echter in het dal uitgerekend dat het 35.5 kilometer naar de top zou zijn en ondertussen ben ik op ruim 37 kilometer zonder dat de top in zicht lijkt. In feit heb ik niks in zicht en ben ik blij dat ik mijn schoenveters nog kan zien. Niettemin, de vraag is of ik goed zit. Ben ik de pas niet voorbij gereden en zit ik nu op een of andere zijweg naar Joost weet waar? Ik hou mezelf voor dat zolang de weg klimt het eigenlijk niet fout kan zijn, maar deze opbeurende gedachte houd 500m stand, namelijk totdat de weg licht begint te dalen. Ik weet dat er hier geen andere weg is, maar toch begin ik enige onzekerheid te voelen. Ik heb alleen een waardeloze kaart 1:200.000 bij me waarvan ik al heb gemerkt in de afgelopen 2 weken dat hije wemelt van de fouten en dus misschien is er toch wel een zijweg?

Na honderd meter begint de weg weer te stijgen, en mijn hartslag te dalen. Links van me heb ik een verticale rotswand, hoe hoog weet ik niet, meer dan 10 meter in ieder geval. De weg gaat maar door en gaat maar door. Iets voorbij kilometer 39 lijkt de weg op te houden, maar pas als ik heel vlak bij ben zie ik dat het een haarspeldbocht naar links is. De weg na de bocht is echter niet meer dan kaalgeschaafde rots met puin en volkomen onbegaanbaar met de fiets. Met de moed der wanhoop begin ik mijn fiets door het puin te sleuren; uitgerekend hier is het natuurlijk weer verrot steil. Het nut van Sherpa’s, een motor en een helikopter wordt ineens allemaal duidelijk. Na ruim 20 minuten sleuren en trekken en slechts 400 meter opgeschoten volgt een tweede haarspeldbocht waarna de weg gelukkig weer enigszins befietsbaar wordt. Ik hobbel weer door, het kan nu nooit ver meer zijn. Na een paar minuten zie ik links boven me door de mistflarden ineens iets wat op een kleine hut lijkt, en zelfs iets van een antenne. Plotseling draait de weg scherp naar rechts en gaat door een smalle in de rots uitgehakte inkeping met een slagboom waar de wind hard door heen komt. Deze slagboom kan ik wel passeren en aan de andere kant ontwaar ik een mast van een skilift en iets van een wegwijzer. Is dit het dan? Geen bordje of zo, geen mens te zien. Het kan niet anders of dit is de Collado de Pico Veleta, met 3194m de hoogste per voertuig begaanbare pas van Europa. De kilometerstand is 40.6 km dus het werd hoog tijd. Het is kwart over 4, ruim 8 uur na mij vetrek van de camping in Pitres ben ik dan eindelijk boven.

De pas dus, op 3194m, foto: Dennis watermanIk zet mijn fiets tegen de slagboom en neem een foto. Het is verrekte koud, volgens de thermometer slechts 4 graden dus ik klim snel weer op de fiets. De onverharde weg hobbelt nog wat voort terwijl ik asfalt had verwacht. Nog niet helemaal gerustgesteld over of ik nou boven ben of niet volg ik de weg nog een paar honderd meter. Dan kom ik eindelijk op asfalt: de weg van Granada naar de Pico Veleta. Ik overweeg nog of ik het laatste stukje de Pico Veleta op zal fietsen om daarmee ook de hoogste geasfalteerde weg van Europa op mijn naam te kunnen schrijven maar ik heb werkelijk de puf niet meer. Het is koud, het waait knoert hard en bovenop is niks en heb ik nul uitzicht. Over de al omvangrijke hoeveelheid kleren gaat nog een windstoppertje in een bij voorbaat mislukte poging om warm te blijven. Ik draai het stuur richting Granada en begin af te dalen. Het asfalt is bar slecht met grote gaten. Aangezien het zicht beperkt is tot 20-25 meter kan ik niet harder dan zo’n 20 km/h naar beneden terwijl ik het liefst zo snel mogelijk het warme dal in zou verdwijnen.

In een oneindig lijkende serie haarspeldbochten kronkelt de weg naar beneden. Op 2700 meter wordt het lichter en rij ik plots de bewolking uit. Om me heen zie ik veel skiliften en pistes in een uiterst troosteloos bruin landschap; de andere kant van de Sierra Nevada is duidelijk mooier.

de asfaltzijde, op ongeveer 2700m, foto: Dennis watermanDe weg draait en keert maar door en hier en daar lopen wat mensen te wandelen. Tot 2500 meter gaat het langzaam, maar daar staat dan de slagboom tot waar auto’s vanuit Granada naar boven mogen. Direct aan de andere kant van de slagboom ligt perfect asfalt; een brede autoweg naar beneden. Tot aan het werkelijk foeilelijke betonnen skioord Sol y Nieve zijn er nog haarspeldbochten, maar daarna slingert de weg zich rustig naar beneden. De remmen gaan los en met een constante snelheid van rond de 50 km/h gaat het lekker naar beneden.

Afgezien van het feit dat de weg vlak voor Granada autonelweg wordt en ik er dus vanaf moet is het een 36 km lange strakke weg zo de stad in.

Op advies van andere fietsers besluit ik naar de camping in La Zubia te gaan; een voorstadje aan de zuidkant van Granada. Ik krijg een postzegel van een plaatsje, maar dat boeit allemaal niet. En ook het inhameren van 25 haringen in een harde ondergrond met een te kleine steen kan de pret niet drukken zodat ik eindelijk om net voor zevenen de welverdiende douche kan nemen. Ik ben nu 11 uur, 97 km en 2238 hoogtemeters verder dan waar ik vanmorgen ben vertrokken.

Dennis Waterman


Hiking-site.nl op Twitter




Share/Bookmark
homezoeken op deze sitetop van de pagina
Vertel vrienden over deze pagina

Laatste wijziging: 05-10-2024

Hiking-site.nl is een site voor actieve buitensporters, wandelaars en hikers die op zoek zijn naar informatie over materiaal, routes, navigatie, EHBO, tips en tricks, avontuur, wandelen, outdoor en buitensporten. Nieuw op deze site?
Lees dan eerst eens rustig deze pagina met informatie over Hiking-site.nl!
[home] [linken naar Hiking-site.nl] [adverteren op Hiking-site.nl]
"; } if(lC>2400) { rightAd3.innerHTML = "
"; }