"Lekker warmlopen.."
Langzaam rijden we de tunnel door in afwachting van wat de andere kant ons brengen zal. We hebben net een autotocht van ruim 12 uur achter de rug vanuit Arnhem waarvan de laatste 3 uur onder loodgrijze luchten en stevige regenbuien. We hopen dat aan de andere zijde van de berg de zon schijnt. Helaas worden onze wensen niet vervult en komen we een van een verse regenbui druipend Oostenrijks dal binnen. Na uren van ongestoord zoeven over de Duitse snelwegen is de tweebaans weg duidelijk wennen, zeker doordat het de enige weg van betekenis is en al het verkeer er over heen wordt geleid.
We kijken elkaar aan en besluiten maar in te voegen en ons in ons lot te schikken. We klimmen gestaag naar een pasje en komen zelfs even een waterig zonnetje tegen waardoor we een mooi zicht hebben op de omgeving. Meteen nadat we beginnen met dalen verdwijnt de alles behalve koperen ploert achter een sluier van regen en mogen de ruitewissers weer aan de slag. Zwijgend vervolgen we onze weg. We hadden iets anders voorgesteld van onze vakantie in de Ötztaler alpen. Het was de bedoeling om na een weekje acclimatiseren een basiscursus 'Rots, sneeuw en ijs' te volgen. Met zo'n cursus wilden we onze bergwandel ervaring op een hoger niveau brengen. Maar we hadden bij een zomervakantie geen rekening gehouden met een kletsnatte omgeving.
We kijken elkaar aan en zeggen bijna gelijktijdig: 'eerst de camping opzoeken, dan zien we wel verder'. We beginnen te lachen waardoor we bijna de afslag missen. Na een klein uurtje tuffen komen we aan op de camping in het dorpje Huben die we via internet hadden uitgezocht. Het blijkt een goede keus. De ligging is mooi en qua voorzieningen duidelijk ingesteld op mensen die lange tijd de bergen in gaan en met modder bedekte schoenen terug mogen komen. Zo wordt het sanitair 4 keer per dag geveegd wat duidt op een schone instelling van de campingbaas en waardoor de gebruikers het ook schoon proberen te houden. Wat ons verder opvalt is dat er erg veel Nederlanders zijn, maar we hebben er weinig last van.
De camping is half vol en we mogen zelf een stekkie uitzoeken op een compleet leeg tenten veld. Al gauw staat de tent en kan er gekookt worden. We hebben er niet veel zin in om er een culinair hoogstandje van te maken en het pak instantvoer van de Aldi is dan ook gauw gevonden. Gauw de warme park naar binnen waarna we de bar opzoeken voor een Weiss biertje om het geheel weg te spoelen. De kachel snort dat het een lieve lust is en al gauw valt er een voldane loomte over ons en kunnen we enigzins ontspannen. Na een kwartiertje in gepeins verzonken de dag verwerkend komen de kaarten op tafel en wordt het plan voor de volgende dag besproken.
We besluiten dat het het gebied bij de Hahlkogel wordt, een berg die gelijk achter de camping begint. We kunnen zo een rondwandeling maken waarbij, als het weer en de benen het toelaten, we naar de top op 2655 meter hoogte kunnen gaan. We nemen nog een biertje om ons besluit te bekrachtigen en luisteren naar het getingel van de campingbaas die zijn 2 halzige gitaar pakt en melachonische deuntjes door het café laat glijden. De ogenleden worden zwaar en al gauw duiken we de slaapzak in voor een verdiende nachtrust.
De volgende dag worden we redelijk op tijd wakker en merken tot onze grote vreugde dat dreigende regenbuien hebben plaatsgemaakt voor een flets zonnetje dat meer hoop dan warmte brengt. We kruipen uit de tent en zijn blij dat we de ruime drie persoons hebben meegenomen zodat de hoeveelheid leefruimte riant te noemen is voor ons tweeën. Na een stevig ontbijt en een bak sterke koffie worden de spullen gepakt voor onze eerste wandeltocht. Een thermoskan heet water, 2 liter water in een Platypus, eten en regenkleding verdwijnen in de rugzak en we gaan op pad. Het eerste deel van de wandeling gaat omhoog over een brede zandweg naar de op 1505 meter hoogte gelegen Sattelalm hut.We hebben ruim 300 meter geklommen (de camping ligt op 1189 meter hoogte) en we houden een korte pauze buiten op een bankje. Na een kwartiertje gaan we verder omhoog via opnieuw een breed pad langs een onstuimige bergbeek naar de Vorderne Polles Alm Hütte (1776m). Even voorbij deze hut nemen we een langere pauze om een bakkie soep naar binnen te slurpen. We staan nu aan de voet van een steile helling waar een klein zigzag paadje ons omhoog zal voeren. Het eerste echte werk dus. Door de goede wegen en de geleidelijke stijging hebben we nergens nog last van en beginnen we vol goede moed aan de klim van ruim 450 meter. Het blijkt zwaarder dan gedacht en al gauw beginnen we te zweten en laten we ons tempo wat zakken om toch door te kunnen lopen. Het is voor het eerst dat we met wandelstokken lopen en dat is ook nog even wennen. Langzaam komen we in ons ritme en lopen we in 5 kwartier naar een pad dat meer horizontaal loopt. Na weer een paar minuten rust gaan we op weg naar het punt waar de weg splitst in een pad naar de top en een pad terug naar het dal en de camping. Bij de splitsing aangekomen bekijken we de grauwe lucht vol voorgejaagde wolken en besluiten toch een top-poging te wagen. Vanaf de splitsing is het nog een klim van ruim 450 meter die over een geleidelijk aan moeilijker begaanbaar pad loopt waarbij op het einde zelfs met de handen af en toe steun moet worden gezocht. Het is al ver in de middag als we op de top aan komen waar tot onze teleurstelling alleen dikke wolken zijn om ons te verwelkomen. Toch feliciteren we elkaar met ons eerste topie en vulllen onze namen in het topboek om ons behaalde resultaat vastgelegd te hebben. Doordat we nog een lange afdaling voor de boeg hebben blijven we niet lang dralen en vangen met de terugweg aan. Ondanks dat we dezelfde weg terug nemen blijft de tocht boeiend. Op de splitsing aangekomen vervolgen we onze rondwandeling en komen uit bij het Halkogelhaus waar we een sanitaire stop maken. We hebben nu ongeveer 600 meter gedaald en beginnen ondertussen goed moe te worden. De gedacht nog 800 meter te moeten dalen terwijl de hoeveelheid energie behoorlijk is verminderd is niet aanlokkelijk maar wel onvermijdelijk. We vervolgen onze weg en komen erachter dat het dalen hele andere eisen stelt aan onze spieren dan het stijgen. Door de grote klappen op onze vermoeide benen moeten de remmen hard werken om geen buitelingen toe te staan. We merken aan elkaar dat we er door heen dreigen te zitten en we besluiten nog een kleine pauze te nemen. Na wat hernieuwde energie te hebben aangeboord gaan we verder waarna we vlak voor het donker worden de camping op lopen en onze spullen bij de tent neer gooien. We maken een prakkie warm, gooien er een glas wijn achter aan en komen tijdens de nabeschouwing tot de conclusie dat dit eigenlijk teveel van het goede was voor een eerste dag. We hebben het droog gehouden en de tocht was mooi, maar we zijn te lang onderweg geweest en daardoor te moe terug gekomen.
Als we de volgende dag uit onze tent kruipen kunnen we duidelijk merken dat we de voorgaande dag een forse inspanning hebben geleverd. De spieren zijn stijf en hier en daar zelfs wat pijnlijk. Het plan voor de deze dag passen we dan ook aan door een route te kiezen die minder achter elkaar doorstijgt, minder hoog gaat maar wel lang genoeg is om de spieren los te lopen en aan het wandelen in de bergen te wennen. Het weer is wat beter dan gisteren maar volgende de campingbaas zullen we het niet droog houden die dag.
We beklimmen de Auf dem Eck, een bergje dat 400 meter oprijst achter de camping. We volgen een smal paadje dat tussen vochtige varens, lang grassprieten en bosbesvelden kronkeld. We prijzen ons gelukkig met onze gamaschen en komen redelijk droog op het topje aan. Vanaf de top is het een kleine afdaling naar de Sattlealm (1505m) een hut die we de eerste dag ook al waren tegengekomen. Het uitzicht is hier mooi en we rusten even uit op een bankje. Nadat Fred zijn paffie heeft gedaan volgen we een klein stukje van de route van de dag ervoor tot wij bij een splitsing komen waar we linksaf gaan richting het dorpje Aschbach. We kruisen een bulderende bergbeek, stijgen slechts lichtjes over een breed pad en komen aan op een punt waar een smal paadje de hoofdweg verlaat. Na even zoeken staat er een bordje waar op staat aangegeven dat dit weggetje leidt waar we wezen willen. We blijven even op gelijke hoogte maar zakken na een paar honder meter geleidelijk af naar beneden door zwaar beboste hellingen, over puinhellingen en door prachtige bloemen- en kruidenvelden. Het is een mooie tocht en we genieten er met volle teugen van. Beneden in het Ötztal komen we uit op de grote en enige weg die we een klein stukje volgen om de Ötztaler Ache over te kunnen steken. We komen in het dorpje aan en vinden een bankje in de zon en uit de wind: het wordt zowaar nog lekker warm. Na een half uurtje lopen we verder de helling achter het dorpje omhoog, een klim van ongeveer 650 meter, om bij de Grube Alm Hütte uit te komen. Deze hut ligt op 1678 meter hoogte, mar ons pad loopt eerst wat verder omhoog om daarna weer te zakken naar de hut. Het pas is smal en steil en we voelen onze benen al gauw licht protesteren, bang als ze zijn voor een herhaling van gisteren. We klimmen gemoedelijk omhoog wat ze waarschijnlijk gerusteld want de protesten nemen langzaam af. Aangekomen op het hoogste punt nemen we het er weer even van om daarna rustig naar de hut te lopen. Het blijkt meer een boerderij dan hut te zijn en is zlefs gesloten als we naderbij komen. We hadden toch geen plannen daar wat te drinken en dalen op ons gemakkie af naar het dal waarna we over smalle wegen parallel aan de grote weg richting Huben lopen om de camping weer op te zoeken. Eenmaal aangekomen op de camping kunnen we weer onze benen voelen maar hebben tevens het idee dat dit een goede trainingsdag was. Op sommige momenten zwaar maar met genoeg rustige momenten om overbelasting te voorkomen.
Het is wat drukker op de camping geworden en we hebben de nodige buren erbij gekregen. Een blik over de camping laat zien dat het gros toch dagtoeristen zijn die op de een of andere manier altijd naar je gamaschen of naar je fleece muts schijnen te moeten kijken. We zitten onder de vegen en vlekken en paraderen trots over de camping genietend van wat we ons inbeelden als zijnde bewonderende en jaloerse blikken van onze camping genoten. We hebben ondertussen behoorlijk trek gekregen en al gauw staat onze bezinebrander een hels kabaal te maken dat de een ordeverstorend vindt maar ons als muziek in de oren klinkt. We spoelen de maaltijd weg met een lekker wijntje en besluiten nog even de bar in te gaan zodat we rustig de kaarten op tafel kunnen leggen voor de route van de komende dagen.
Tijdens de voorbereidingen in Nederland hadden we gedacht dat twee dagtochten gevolgd door een trektocht (met tent) van 5 dagen een ruim voldoende acclimatisering zou zijn voor de komende cursus. We hadden al een tocht in gedachten, maar de ervaringen van afgelopen twee dagen doen ons besluiten deze wat lichter te maken. We gaan nu geen 5 dagen maar lassen een dag rust in voor de cursus en we mijden een klim van 1650 meter de eerste dag door om de berg te lopen in plaats van erover heen. Door nu in Längenfeld te beginnen in plaats van onze camping korten we route verder in en wordt het geheel een stuk overzichtelijker.
We staan vroeg op en al gauw is het een enorme puinhoop in ons kampementje doordat we al onze spullen hebben uitgestald die we misschien mee gaan nemen. Allereerst moeten we een besluit nemen over de tent. De keuze is een kleine (en dus lichte) waarbij de rugzakken niet in de voortent passen of de zwaardere en grotere 3-persoons die ons een bende leefruimte oplevert. Aangezien ik de tent draag en er een hekel aan heb om mijn bagage 's nachts buiten te hebben pak de grote tent in, wetende dat er nu ineens ruim 2.5 kg extra gewicht mee moet sjouwen. Na een half uurtje hebben we alles gepakt en stappen in voor de korte rit naar onze startplaats. We zetten de auto neer vlakbij de kerk en treffen zwijgend de laatste voorbereidingen. Beide zijn we in gepeins verzonken, het gaat nu echt beginnen. De veters strak, de rugzak lekker en met een klap op elkaars schouder vangen we met onze tocht aan.
We lopen over brede wegen door het Nederwald geleidelijk de hellingen van de Gamskogel op waarna we na een paar honderd meter afslaan om een pad parallel aan de Fishbach in het Sulztal te volgen. De weg wordt regelmatig gebruikt door bosbouwverkeer en is dus goed begaanbaar. We blijven de weg volgen tot het plaatsje Gries waar we de beek oversteken om onmiddelijk te schuilen voor een klein buitje dat ons overvalt. Na een ingelaste pauze van 10 minuten lopen we verder naar de plek waar het pad begint langs de Winnebach naar de Winnebachsee Hütte. Fred loopt iets sneller dan ik maar is ook iets eerder buiten adem. Het pad loopt nu echt steil en de volle bepakking begint aardig aan ons te trekken. We overleggen even kort en Fred besluit achter mij aan te lopen omdat ik het tempo iets lager heb maar ook beter vast kan houden. We komen in ons ritme en gestaag volgen we het pad dat ons steeds verder van de bewoonde wereld af helpt, het Winnebachtal in. Sporadisch komen we wat dagjes mensen tegen die over het algemeen bewonderend naar ons en onze bagage kijken en geven on voorrang zoals het hoort bij stijgend verkeer. Na een tijdje lopen krijg je ervaring in het beoordelen van mensen en weet je wanneer je rustig door kan lopen of moet oppassen wanneer iemand doldriest naar beneden stuiterd en elke bergwandel regel aan zijn of haar laars lapt. Het verbaasd me niet dat die paar onbenullen die we tegen komen veelal Nederlanders zijn die met de nieuwste The North Face jassen de bergen in duiken om bij de eerste en de beste bui om het hardst naar een schuilplek vluchten. Stel je voor dat hun dure jas smerig wordt.
We lopen lekker door, nemen een pauze en staan na ruim twee en een half uur bij de hut op 2362 meter hoogte. Het zonnetje schijn en laat een prachtig tafereel zien. De hut is gelegen aan een klein meertje en ziet uit over een enorme trap in het dal waarover een gletscherbeek in vol ornaat naar beneden donderd. We vragen de waard of wij onze tent hier mogen opzetten en hij verwijst ons naar een veldje aan de andere kant van het meer. We lopen om het meer naar de plaats die hij ons aanwees en vinden een vlak en droog stuk waar we de tent neerzetten. De lucht trekt langzaam dicht terwijl we ons maaltje warm stoken en al gauw vallen de eerste druppels naar beneden. We schrapen snel onze borden leeg en besluiten een biertje te gaan drinken in de hut. Het is een kleine maar gezellige hut zoals je die het liefste ziet. Veel hout, een beetje spartaans ingericht maar gevuld met mensen die elkaar gezellig aan het onderhouden zijn. Omdat we geen gebruik maken van het avondeten is dat gedeelte van de hut verboden terein voor ons. Alle tafels zijn bezet en we schuiven aan bij een stel Nederlanders waar we 's middags een gesprekje mee hadden aangeknoopt. We drinken een paar witbiertjes en worden al snel overvallen door een warm gevoel van vrijheid, iets dat snel versterkt wordt door de kachel die goed zijn best doet en het gezellige sfeertje. Even na negenen zoeken we ons tentje op die troosteloos in een miezerbuitje staat. Het is even balen dat het toch nog is gaan regenen maar het monotone getik van de regen op het tentdoek slaat al gauw op de oogleden en we zakken weg in een diepe slaap.
De volgende dag worden we gewekt door het ritmisch getik van de regen. Fred gluurt door een kier naar buiten en meldt dat het er niet best uit ziet. We ontbijten binnen en beginnen langzaam met het inpakken van de rugzak. Ik heb de pech de tent te moeten dragen en het beeld van een nat prakkie in mijn rugzak trekt me niet zo en ik besluit de buitentent aan de buitenzijde van mijn rugzak te binden. Het is droog geworden en gauw breken we de tent af. Bepakt en met de regenkleding onder handbereik beginnen we aan het tweede deel van onze tocht. Het blijft droog gedurende klim naar de Zwiselbach Joch, een pas op 2870 meter hoogte. Er staat wel een gure, natte wind en echt aangenaam is het niet, maar de vergezichten zijn adembenemend. Het pad kronkelt tussen sneeuwvelden door en verdwijnt soms in het niets zodat de verfmarkeringen hun nut bewijzen. Bove op de pas nemen we onze break en laten de koffie uit de thermoskan goed smaken. We zijn de enige mensen in de wijde omgeving en de stilte is overdonderend. Alleen het waaien van de wind die over de pas komt breekt deze stilte.
We breken op, lopen door een sneeuwveld en kijken het Zwiselbachtal in. Op het moment dat we het dal in lopen en beginnen aan de lange afdaling naar onze volgende slaapplaats begint het weer te druppen wat de stemming niet ten goede komt. Het eerste deel loopt over een blokkenveld en er is geen pad te ontdekken. Alleen een spoor van rode en witte verfmarkereingen wijst ons de weg. De verf is waarschijnlijk in de aanbieding geweest want om de 5 meter staart ons weer een roodvlak met witte streep aan. Na ongeveer anderhalf uur komen we aan bij iets wat op een pad lijkt en nemen we een korte pauze. We overleggen wat we gaan doen. Zoeken we weer een plekkie om te kamperen of overnachten we in een hut. De prijs valt mee hadden we gezien (€6,-) en besluiten dat als het weer niet beter wordt we onderdak zoeken in de Schweinfurte Hütte. Het lijkt alsof de weergoden ons gehoord hebben want we hebben het besluit nog niet eens helemaal genomen of de regen kletterd met volle kracht op ons neer. Geheel terug getrokken in onze capuchons kijken we de buitenwereld in met onze gedachten alleen bij een warme hut. Tegen het eind van de middag komen we aan en laten ons even uitdruipen bij de ingang. De hut ziet er wat minder gezellig uit als de Winnebachsee Hütte maar we zijn allang blij een droog plekkie te hebben gevonden.
Ik ben blij de rugzak af te kunnen doen want de aan de buitenkant hangende tent heeft een grote aanslag op mijn schouderspieren gedaan. Ik begin ze gelijk te masseren onderwijl mezelf toesprekend: Da's niet zo slim, zoveel gewicht buiten de as. Dat moet anders'. We worden aangesproken door een streng kijkende vrouw die, na ons verhaal te hebben aangehoord, over veel gastvrijheid blijkt te beschikken. We mogen slapen in de 'Winterraum' terwijl de hut voor 90% leeg is. Tevens mogen we ons eigen prakkie daar koken en kunnen we de tent ophangen te drogen. Het is al donker als we de rommelende maag tot rust hebben gekregen en besluiten de gastvrijheid te belonen door het afnemen van een paar pinten. In de gelagkamer komen we dezelfde Nederlanders tegen die we hadden gezien in de Winnebachsee Hütte en al gauw gaan de belevenissen van die dag over de tafel. Grappig is om te zien hoe mensen die dezelfde tocht hebben gelopen er een hele ander gevoel bij kunnen hebben. We willen de volgende dag vroeg vertrekken en gaan dan ook redelijk op tijd ons nest in. Het is ondertussen gestopt met regenen maar het blijft er dreigend uitzien. De waard spreekt ons voor het slapen gaan de alles behalve bemoedigende woorden toe dat het morgen erger zal worden, zelfs met onweer. We willen er nog even niet bij stil staan en vallen snel in slaap. Het was toch nog een inspannende dag geweest.
Als we wakker worden schijnt er een waterig zonnetje en inwendig moeten we lachen om de voorspellende gaven van de waard. Onze binnenpret wordt nog groter als er ook nog blauwe plekken in het wolkendek verschijnen. We maken haastig een ontbijtje, gooien onze thermoskannen vol met heet water en pakken onze rugzakken goed in. We hebben het juiste inpak ritme hebt gevonden en we zijn dan ook snel klaar. We hijsen de rugzakken om en lopen naar buiten om er achter te komen dat de waard beter in het weervoorspellen is dan we eerst dachten. Er hangt een grauwe sluier in het dal en het ziet er somber voor ons uit. We kijken elkaar aan en besluiten te gaan lopen, wetende dat het er toch van zou moeten komen. We lopen het Horlachtal in langs de Horlachbach en zakken langzaam naar beneden de klamme wolken in. Het begint wat te waaien en al gauw bewegen de wolkenflarden uit elkaar en wordt het zicht wat beter. We lopen door het gehucht Larstighöfe en komen uit bij een splitsing. We houden een korte pauze en overleggen wat te doen. We kunnen een stukje omhoog totdat we wer bij een splitsing komen of we gaan rechtdoor het dal in om een plekje te zoeken op veilige hoogte. We besluiten omhoog te gaan en af te wachten wat het weer doet. Als we bij de tweede splitsing aankomen nemen we een definitieve beslissing.
Als we beginnen met de klim ziet het weer er redelijk goed uit, maar de voorbije dagen hebben geleerd dat dit zo om kan slaan. Na een minuutje of 10 begint zowaar de zon door te breken en beginnen we te geloven dat het geluk aan onze zijde is. Onze hoop wordt de bodem in geslagen als we kort voor de splitsing overvallen worden door een pittige bui. Als we op de splitsing aankomen regent het nog steeds en we staan zwijgend in onze gedachten verzonken. Na een paar minuten verbreekt Fred de stilte en vraagt wat we gaan doen. Ik wil dolgraag verder omhoog om bij een meer te kamperen en ben bereid het risico van zwaar weer te nemen, maar laat de keus aan Fred. Als hij het niet vertrouwd blijven we beneden. Tot mijn grote opluchting wil Fred ook omhoog en met een grote grijns op ons gezicht slaan we het kleine paadje in die ons omhoog voert door het Grassalltal naar de Grastall See. We zijn nog geen 20 meter onderweg en het stopt met regenen. Tot onze grote verbazing wordt het weer met iedere meter die we stijgen beter en beter. Het blijft koud maar de lucht wordt helder en er zijn weer blauwe plekken te zien.
Het is een klim van ongeveer 600 meter en we besluiten het rustig aan te doen om zo volop van de mooie vergezichten te genieten. Vlak voor we het meer bereiken wacht ons nog een venijnige steile klim die ons langs een beek voert die met geweld door een kloof heen buldert. Als we deze laatste hindernis nemen komen we eindelijk aan bij het meer dat ligt op een hoogte van 2534 meter. Het is ongeveer 400 meter lang en 250 meter breed. Aan de overkant zien we een sneeuwveld uitmonden in het meer en weten dus ook dat het koud is om in te zwemmen.
We zien een geschikte campingplek en moeten nog even de beek oversteken om er te komen. Het is een deel van de rivierbedding dat redelijk vlak is en bezaait ligt met kiezels en grotere stenen. We zetten de tent op en maken die vast aan de vele rotsblokken die er liggen. Als we tevereden zijn maken we ons maaltje klaar en laten het ons goed smaken. Dit is werkelijk de mooiste plaats waar we ooit onze tent heb neergezet en we genieten dan ook met volle teugen van de wijde blik die ons gegund is. Na het eten wil ik nog wat foto's maken van de omgeving en de tent en begin de omgeving te verkennen voor een juiste plek om ze te schieten. Ik zie een mooie uitstekende rots en klim daar in een rustig tempo naar toe. Ik zie dat Fred ook aan het rond lopen is, lekker zijn zijn eigen gedachten. Hij ziet mij staan en ik steek mijn hand op. Schreeuwen heeft geen zin want ik ben te hoog om er iets van te kunnen maken. Hij zwaait terug en maakt gemoedelijk zijn rondje af. Ik neem een foto en zie tot mijn schrik dat er nog 1 gemaakt kan worden, ik heb vergeten een nieuw rolletje mee te nemen. Ik moet nu een zorgvuldig plekje opzoeken om mijn tentje in deze unieke omgeving te vereeuwigen. Ik klim verder omhoog en zie dat ik om een uitstulping heen moet lopen om bij de spot te komen die ik in gedachten heb. Ik zie op mijn hoogtemeter dat ik ruim 75 meter ben geklommen en vraag me af of mijn camera goed genoeg is om nu nog zuivere foto's te maken waarop de tent nog zichtbaar zal zijn. Ik loop om de uitstulping en kom op een plateau waar een aantal gletscherstroompjes samen komen om een beek te vormen die via een waterval in het meer stroomt. Van waar ik sta kan ik de tent niet zien en ik loop verder om bij het meer uit te komen. Tot mijn schrik zie ik dat ik hier nergens bij het water kan komen, simpelweg omdat het te steil is. Ik ben te eigenwijs om terug te lopen en omdat ik het wel lekker vind lopen zonder rugzak ga ik gewoon door. Ik moet verder omhoog en zie mijn hoogtemeter de 2700 meter grens doorbreken. Ik loop over een redelijk goed begaanbaar blokkenveld en zie een eindje verder een doorgang naar een ander veld dat bij het meer uitkomt. Bij de doorgang aangekomen blijkt dat ik nog even een afstap van een meter of 5 moet maken wat me doet besluiten naar een andere weg om te zien. Ik ben nu lang en ver genoeg onderweg om het wat minder leuk te vinden. Ik vermoed dat Fred zich ook al wel wat zorgen aan het maken is, zeker omdat hij geen zicht heeft op wat ik doe. Het blokkenveld waarover ik loop bestaat uit rotsen van het formaat Corsa en bedekt met mooie korstmossen. Op sommige plekken is het spekglad en even bekruipt me de angst dat ik tussen deze rotsblokken in glij, mjn benen breek en niet gevonden ga worden. Het is me duidelijk geworden dat ook een ommetje in de bergen serieus moet worden genomen.
Ik passeer het blokkenveld en kom uit op een puinhelling vol gruis en rolkeien. Ik blijk aan het andere eind van het meer te zijn geraakt en kan tot mijn opluchting de tent weer zien. Het is een klein rood stipje, maar duidelijk de tent. Ik voel me gelijk een stuk beter en besluit door te lopen en hoop op het pad uit komen dat naar de pas loopt die we morgen van plan zijn te nemen. Ik zie een eindje omhoog een paar rode verfvlekken en loop er naar toe en zie dat het 'pad' dwars over een blokkenveld loop dat ook deze keer gevuld is met rotsen van het formaat Corsa. Het is ongeveer 250 meter lang en loopt langzaam naar beneden inde richting waar ik de tent vermoed. Deze was ondertussen weer achter een paar rotsen verdwenen. Door het naar beneden lopen en het grillige karakter van de blokken vorder ik maar langzaam. Aan het eind van het veld loopt het pad steil naar beneden. Het wordt een lastige klim van een meter of 4 maar ik kom heelhuids beneden. Het pad is nu beter begaanbaar en na ongeveer een kwartiertje kom ik bij de tent aan van waar uit Fred me slaperig aan zit te kijken. Ik verontschuldig me voor het lange weg zijn en krijg te horen dat hij mij aan het andere eind van het meer had zien ploeteren en dus ongeveer wist wat ik uitspookte. Desondanks was hij wel ongerust geweest want wat als er wel wat gebeurd was. We bespreken de situatie en halen een aantal scenarios voor de geest. Uiteindelijk komen we tot de conclusie dat mijn aktie onder de niet al te slimme geschaard mag worden. In ieder geval wel weer een mooi avontuur voor bij het haardvuur en met die mooie gedacht giet ik het laatste beetje koffie naar binnen en duik mijn slaapzak in.
Het grote voordeel van wildkamperen is dat je vaak op tijd je nest in duikt en er daardoor ook relatief vroeg weer uitkruipt. Ook deze morgen maken we er geen uitzondering op en om een uur of 7 sta ik op voor een sanitaire happening. Ik vind het knap fris als ik de tent verlaat en zie dat de lucht in de loop van de nacht geheel wolkenloos is geworden. Ik kijk op mijn thermometer en zie dat het net boven het vriespunt is. Doordat er een grote berg staat waar de zon achter schuil gaat zal het nog wel een tijdje zo fris blijven. Als ik terug kom zie ik dat Fred nog ligt te ronken en ,a ls ik op het geluid af ga, dat met veel overtuiging doet. Ik neem een probaat middel om dit idillische plaatje wreed te verstoren en maak aanstalten om koffie te zetten. Niet dat de geur van koffie mijn maatje wakker krijgt. Nee, het is het lawaai van de brander die hem verschrikt zijn ogen doet openen om vervolgens met een grote grijns goedemorgen te zeggen.
We maken een ontbijtje dat we boven op een een stel rotsen opeten We genieten in stilte van het uitzicht en laten ons verwarmen door de zon, de gloeiende pap en de vers gezette koffie.
Met tegenzin breken we ons kamp op om onze trektocht af te maken. Het pad dat we volgen loopt over pittige bloken velden, soms afgewisseld door kleine sneeuwveldjes. Aan het eind van de klim naar het zadel tussen de Hörndle (29086m) en de Hemerkogel (2760m). Vanaf deze plek hebben we een fantastisch uitzicht het Ötztal in. We lopen via een smal paadje de laatste 40 meter omhoog naar de top van de Hemerkogel en schrijven een korte noot in het topboek. We gunnen ons nog een blik de omgeving in en beginnen aan de lange afdaling het dal in waar onze auto staat. Vergeleken met de afgelopen dagen is het weer totaal anders gworden. Gisteren liepen we nog in koude regenvlagen en vandaag lopen we onder een wolkenloze hemel een windloze helling af. De temperatuur loopt behoorlijk op en we zijn blij dat we mogen afdalen in plaats van stijgen. Tijdens een korte stop komt er een hevig zwetende en iets te zware man aangelopen met een jong meisje bij zich. We raken even aan de praat en horen dat ze vanuit het dal naar dezelfde top zijn gelopen als ons en nu weer terug keren naar de camping. Ik sta ze verbaasd aan want ze hebben niets anders bij zich dan de zomerkleren die ze dragen en een veldflesje waar nog geen liter water in kan. Onvoorbereide mensen blijf je overal tegenkomen.
Het pad blijft maar dalen en dalen en het lijkt alsof er geen eind zit te komen. We beginnen goed moe te worden, iets wat je pas aan het eind van een tocht voelt en we beginnen kleine foutjes te maken zodat we herhaaldelijk onze passen moeten corrigeren. Even voor we Längenfeld binnen lopen komen we uit op een asfaltweg. Nu beginnen onze voeten echt zeer te doen en we zijn dan ook blij na een kwartier ons autootje te zien. We staan bij het dorpsfontein en terwijl de dorpelingen ons enigzins verbaasd aan kijken als ze langs ons lopen om naar de kerk te gaan, dompelen we onze vermoeide en verhitte voeten in het koele water. Wat is dat lekkerrrrrr.
Richard Weustink
|