REISVERSLAG PORTUGAL
Een verslag van mijn trektocht door Portugal, 15-26 november 2004.
Mijn plan was, een lagune aan de Atlantische kust te bezoeken(prov. Alentejo), daarna met de bus een 100 km. zuidelijker een kustroute te volgen, zuidwaarts, dan door te reizen naar Bensafrim in de Algarve en vandaar naar enkele lagunen aan de zuidkust.
Leidraden waren:
1. een tip van vrienden, die een zomervakantie op een camping bij die lagune doorgebracht hadden.(site ANWB Campingselect)
2. het boekje: 22 wandelingen door de Algarve, uitgave Op Lemen Voeten
3. een artikel uit het tijdschrift Vogels van de Vogelbescherming over de lagunen aan de zuidkust
4. een tip uit dat tijdschrift over Nederlanders die bij Bensafrim enkele vakantiehuisjes exploiteren (www.quinta-da-agua.com).
Het is een trekking(wild kamperen) met tent, met een optimale vrijheid om het plan aan te passen. Dat heb ik dan ook gedaan; het verblijf bij de lagune beviel bijzonder goed, de tip uit het boekje om de wandelingen gewoon door te trekken langs de kliffen waarover een goed begaanbaar pad loopt heb ik opgevolgd, Quinta de Agua heb ik wegens tijdsgebrek niet gevonden, en ook een bezoek aan de lagunen aan de zuidkust bewaar ik voor een volgende keer, bijvoorbeeld als het weer aan de westkust daartoe noopt.
Het vliegtuig van de Air Berlin moet na een kwartiertje weer terug, er is een vreemd geluid gehoord. Weer terug op Düsseldorf Airport blijkt een koffieapparaat defekt.Met een uur vertraging vliegen we dan eindelijk over de Duits-Franse grens. Ik heb fijn een plek aan het raam, en geniet van het landschap beneden. Een kleine bergrug, de Jura? verschijnt in beeld, en van groen met bruin verschiet de kleur op de rug. De bosjes zijn kaal-zwart, de open stukken daartussen licht besneeuwd, zo licht dat de kleur met lichte zon erop een mat zilverwit vertoont. Ik kan me niet herinneren ooit zo'n "kleur" gezien te hebben. Iets aluminiumachtigs. En het geheel doet aan als een stukje oude zwart-wit-film in een natuurreportage.
We vliegen via Mallorca, waar ik moet overstappen. Het weer daar is bewolkt en lijkt weinig beter dan in Nederland. Ook de vlucht Palma-Lissabon is met Air-Berlin, en de stewardess...pardon broodjes zalm zijn verrrukkelijk, vers uit Tirol ! Op de Spaans-Portugese grens zie ik spannende bergruggen, streng en onherbergzaam, niets geen civilisatie daartussen, daar moet ik nog eens heen in een voorjaar.
In Lisboa is het lekker en onbewolkt, en vanaf het vliegveld loop je zo naar de bushalte aan rondweg, die via een leuke sightseeing door oude buitenwijken naar een park loopt waar de camping is. Het is al schemerig en in het licht van een straatlantaarn zoekt ik een plekje voor mijn tent. Ik probeer de herrie van de rondweg niet te horen, wat maar matig lukt, en ik ben blij de volgende dag vanaf de Rodoviaria (busstation) de stad te kunnen verlaten.
Al snel zie ik de kust, en de leegte van een uitgestorven platteland. Zo zal het ook tot aan de Algarve blijven. De kuststrook is een ondergestoven bijzonder schraal, maar dankzij de regenval toch tamelijk door bomen en bosjes bedekt landschap.
De bus zet me af in Santo André, waarvandaan volgens mijn informatie geen bus naar het Lagoa gaat. De taxi schat de rit naar de camping op maximaal € 7, en inderdaad, als de teller op € 6 staat staan we voor de poort. Gesloten. Wist u dat echt niet meneertje chauffeurtje? En er komt ook nog € 1 bij voor de rugzak. Ik ben veel te blij dat ik er ben om me nog ergens druk om te maken, en dat de camping dicht was stond ook in mijn informatie, maar dingen kunnen veranderen i.v.m. stijgende welvaart of zo, en ik zie er de leuke kanten wel van. Meer rust, en het weer is goed genoeg om wild te kamperen, misschien wel op het strand. Ik loop meteen naar de oever van de lagune en zie allerlei vogels die mijn vogelaarshart sneller doen kloppen. Diverse steltlopers, eenden, een klapekster, maar ook kleine zangvogels op de trek. Tussen de drogende visnetten op de oever zoek ik mijn weg richting zee. Ik zie een paar roeibootjes met vissers, bezig hun fuiken te inspekteren.
Het meer staat tot het oog reikt vol visnetten, alsof men vastbesloten is het meer tot de laatste vis leeg te vissen. Maar kennelijk blijft er genoeg voedsel over voor de vogelsoorten waarmee ik de komende dagen kennis zal maken.
Lage duintjes, op twee plaatsen onderbroken door een laag deel dat kennelijk bij stormvloed overstroomt en de lagune van vers zeewater en bijhorend gedierte voorziet. scheiden de lagune van het strand, dat schuin naar zee afloopt, en ook in zee vrij steil naar beneden gaat. Zwemmen lijkt me hier niet vrij van risiko's.
Ik vind een plek op de duintjes, waar verrassend veel soorten planten de elementen trotseren, waarvandaan ik de zon in de zee kan zien zakken, en ook zien opkomen boven de lagune!
Ik blijf zo lang mogelijk wakker, om als het echt donker is te kunnen genieten van een prachtige melkweg. Tot overmaat van geluk schijnt een mooi sikkeltje precies mijn tent binnen.. Ach, een kinderhand is gauw gevuld, zeg ik maar altijd.
Het is zo windstil dat je geen golven hoort, alleen maar onregelmatig een zachte ruis, troost voor alle herrie die ik achter me gelaten heb.Een zachtere slaap kan ik me niet voorstellen.
Toch hoor ik nog honden van het tiental cafeetjes en huizen van het gehuchtje; een drietal bespreken de stand van de maan met elkaar, een vierde huilt de Fado.
Ook met het oog op de wind (als die opsteekt hebben mijn haringen geen enkele houvast) verhuis ik de volgende dag naar beneden achter een bult, waar een visser een plastic bergplaatsje heeft gemaakt voor zijn spullen. Er is daar ook een vuurplaats, en die avond durf ik het aan, een mooi vuurtje te maken van het vele wrakhout. Als de avond valt koelt het snel af en lig ik tot 9 uur in de vlammen te staren, dan soes ik langzaam weg.
Ook de volgende 3 dagen zal ik op deze plek blijven, en mijn lichte bedenking tegen de lange eenzame nachten (12 uur): boek en schrijfblok mee, 6 kaarsjes, 2 zaklampen, 4 extra batterijen, blijkt niet uit te komen.
De eerste dag loop ik de lagune aan de west(zee)kant langs, en geniet van kuif- tafel- slob (100) eenden en wintertalingen,dodaarzen, zilver- en goudplevieren, een onbekende roofvogel (dwergarend?).
In de duinen wemelt het van de boompiepers, fitissen, kneutjes, putters, roodborsttapuiten, zwarte roodstaarten en patrijzen.

De volgende dag loop ik de lagune aan de landkant langs. In het water honderden meerkoeten, talingen, wilde eenden, een paartje krooneenden en opeens landen daar zelfs 35 flamingo's!
Langs de oevers bonte- drieteen- en kleine strandlopers, tureluurs en groenpootruiters.Op een rij palen een rij (100) aalscholvers ! Op een heuvel weer een klapekster, in de rietvelden de grauwe kiekendief en een groepje zangvogeltjes die ik zelfs uit mijn vogelgids niet ken. Het lijkt een soort volièrevogeltje, met een vuurrode snavel en snavelbasis.
Thuis blijken ze Napoleonnetjes te heten. Ingevoerd in Portugal staat er bij.
De derde dag loop ik het strand in noordelijke richting langs, zie boven zee Jan van Genten duiken, en een Grote Jager (roofmeeuw). Na een viertal kilometers is er weer een lagune, die er heel anders uitziet dan de vorige. Zo te zien is het water voedselarm, ik zie een enkele meerkoet, één visser, en verder is het heel schoon en reukloos. Er komt een weg op uit, waar dan weer een vijftal simpele eettentjes rond een parkeerplaats geschaard zijn. Wat overwinterde camperbewoners zoeken gezelschap bij elkaar.
Typisch is dat geen enkel eettentje het terras met zicht op de mooie lagune heeft. Alsof de kijk op wie er aan komt rijden toch wel het summum is.
Er is een tentje open, en ik krijg er de simpelste thee geserveerd van mijn leven, een glas heet water met een paar schijfje citroenschil ! Wel zo gezond. Als ik naar de flan (vlaai) wijs wordt die schielijk weggehaald, die staat kennelijk al te lang. Blijft over goedkoop en lekker cakegebak.
Op een akkertje landinwaarts vind ik wat overgebleven aardappels. Goed voor vanavond om te poffen.
De terugweg vind ik over de paadjes door de met dennen en struiken begroeide duinen, die in het voorjaar wel kleurrijk zullen zijn (gaspeldoorn) maar in de rest van de tijd niet erg opwindend, en in de zomer drukkend en dor. Wel schaduw, maar ploegen door het droge zand.
De vrijdag bekijk ik het gehuchtje, bestaan uit een drietal restaurantjes, waarvan één open, wat verspreid staande huizen en een hotel, dat er verlaten uitziet. Er is ook een kraan voor de zomerbadgasten.Ik tank daar bij, maar het meeste water betrek ik uit aangespoelde mineraalwaterflessen, die zelden leeg zijn Dat heb ik wel eens anders meegemaakt, maar dat is weer een heel (ander) verhaal.... Dan zie ik van een bushalte een bus wegrijden. Ik vraag twee vrouwen die me er verdacht local uitzien of die ook zaterdags en zondags gaat. Ze verzekeren me van wel.
Die avond stook ik het vuur te hard op. Hoewel de vlammen uit zijn, zijn mijn aardappels half, dan wel geheel verkoold, de kastanjes die ik nog uit Nederland mee heb allemaal geheel.
Dan zullen de kastanjepoffers die hier op elke straathoek staan eindelijk klandizie aan me hebben.
De zaterdagmorgen sta ik om 9 uur bij de halte, maar....geen bus. Een passant verzekert me dat die die dag en de zondag ook niet zullen rijden. ! Ik besluit nog een dag te blijven, ik heb het prima naar mijn zin. Ik neem een kijkje in het restaurant dat open is, kijk op de spijskaart die schappelijk geprijsd is en bestel een maaltijd voor vanavond.
De waardin, een korte nukkige vrouw is gekleed zoals je kan verwachten in deze tijd, waarin het flink kan spoken. Dikke winterjas, sjaal om. Voor mij is het echter een lekkere Hollandse zomer, een stralende hemel en windstil, graadje of 20.
Ik neem een dag rust in de duintjes , zie nog dolfijnen voor een vissersboot zwemmen en 5 lepelaars in de lagune landen, en ben om half 6 op de "boulevard". Daar is intussen nog een tentje open, en een 40tal Portugezen uit het binnenland zijn de zonondergang komen bekijken. Na afloop vertrekt men weer, en ik ben met nog vier anderen de enige klanten van het restaurant.

Het oogt nogal verlopen, twee kapotte raampjes zijn met planken dichtgemaakt.
Ik bestel gegrilde zalm, gemengde salade, witte Port erbij, wijn is alleen per fles. Ik krijg er gebakken aardappeltjes bij en een heerlijk geitekaasje, waar ik maar weinig van eet, de rest bedekt nog 2 dagen mijn boterhammen. Er komen die avond nog 4 klanten eten.
Als ik de rekening vraag, staat de salade er niet op. Inbegrepen? Ik bestel nog maar een Portje, maar nu de baas bedient krijg ik een rode. Mierzoet spul. Alles bij elkaar € 15 incl. fooi.
De volgende dag sta ik aan de weg, maar veel verkeer is er niet. Ik begin maar te lopen, en krijg na een kilometer een lift van eenDduitser, die in Santo André woont. Hij vertelt me dat hij dit nog nooit heeft meegemaakt, twee weken zulk mooi weer in november.
Hij raadt me aan het stuk naa r Santiago do Cacem . ook te liften, er is genoeg verkeer. Bij de bushaltes staan weer geen vertrektijden, dus ik probeer maar. Na een half uur, waarin heel veel verkeer voorbij rijdt (o.a. de bus!) ga ik maar weer lopen. Dan stopt een auto met een tamelijk ruig uitziend stel. De bestuurder zingt mee met de muziek uit de radio. Hij pikt er bepaalde woorden uit. Hij blijkt uit Moldavie te komen, zij uit Oekraiene. Hoe het is om hier te wonen? Nou, zozo, gebaart hij.
Hij zet me af bij een bushalte in Santiago do Cacem. Daar vraag ik twee mannen naar het busstation Busstation? Waar moet je heen dan?.Het is zondag hoor, er rijdt geen bus ergens heen. Een taxi zal je moeten nemen.
Na een paar straatjes vind ik het busstation. Er rijdt net een bus binnen, op het bordje achter de voorruit staat Praia do Zambujeira. Precies waar ik heen wil !
De chauffeur houdt ½ uur pauze, net genoeg voor een kop thee en een garnalenkroketje.
We rijden eerst richting kust, inderdaad dezelfde weg terug die ik net gemaakt heb. Intussen is er een ernstig ongeluk gebeurt, een busje ligt op zijn kant, een vrouw gewond in de berm. Deze kronkelige weggetjes zijn totaal niet berekend op zulk druk verkeer. De chauffeur zet er desondanks de sokken in. Na weer het hele dorp Sto. André doorkruisd te hebben zetten we koers richting Sines, een vuile industriestad, waar giftige zwaveldampen boven hangen. Daarna, langs de kust zuidwaarts. Nauwelijks ander verkeer, de kustgehuchtjes in winterslaap.
Zambujeira is wat drukker, enkele cafeetjes en terrasjes ogen gezellig en vol. Verschillende winkels, kleine kruideniertjes in de kleine straatjes. Vanaf de boulevard vertoont zich een mooi strandje en fraai gevormde rotsformaties.
Ik begin in noordelijke richting te lopen,een route die beschreven staat in het boekje 22 wandelingen in de Algarve, uitgave Op Lemen Voeten.
De zon staat al laag, en ik zoek een plekje met uitzicht op zee en zonsondergang.
Dan geloof ik mijn ogen niet: daar staat een ooievaar op een nest, bovenop een puntige rots.
Wel de allerlaatste plek waar je een ooievaar verwacht. Waar vind dit beest zijn eten ? Krabben horen toch niet tot zijn dagelijks menu? Zou hij bijgevoerd worden? En hij waait toch bij de eerste de beste storm van dat nest af ? Om de hoek vind ik een plekje. Een kreet, de slechtvalk schiet voorbij. Een duif, die beneden op de rotsen zat, vlieg snel de andere kant uit. Er wonen veel holenduiven en bastaards in de kliffen, hij/zij zal er wel regelmatig één buitmaken. Ook torenvalkjes huizen hier.
De volgende dag verstop ik de tent in de struiken en volg met mijn dagrugzakje de route langs de kliffen. Allerlei trekvogels vliegen voorbij, ook roofvogels.
De route gaat hier het binnenland in, "een landweg langs een bosrand". Maar daar wordt flink gegraven, ik zie geen landweg en zoek een pad richting kliffen. In een klein stroompje ligt een dode vos. Deze nacht gedood, aan zijn ogen te zien. Hij heeft nog even getrappeld in de modder. Verrast bij het drinken. Een dier dat zijn dood voelt komen zoekt een schuilplaats, dit moet een welgericht schot zijn geweest.
Als ik even later weer even richting weg moet zie ik boven een akkertje een roofvogel met zijn poten omlaag op een prooi duiken. Mis ! Maar deze vogel ken ik slechts uit de Vogelgids: een Grijze Wouw. Wauw ! Wat een mooie vogel, helemaal geen wouw-type. Gedrongen, als een uil.
Ook rond de huizen bovenaan het haventje Entrada do Barca zie ik verschillende roofvogels, die ik niet allemaal thuis kan brengen. Een havik, een buizerd.
In het haventje is niet veel leven, twee vissers zijn de netten aan het schoonmaken. Ik vind, zoals in het gidsje staat, het pad naar boven. Daar, om de hoek wacht me een volgende verrassing: een vissersschip ligt daar, half onder water, op de rotsen geslagen. Nog niet zo heel lang geleden zo te zien. Een dramatisch gezicht.
Even verder is het beloofde stille strandje, en inderdaad, geen mens, heerlijk beschut en zonnig.
En voldoende waterflessen om de voorraad aan te vullen en wat te wassen. Even kom ik in de verleiding, de zee in te duiken, maar ik ben te kouwelijk.
Volgens het boekje, dat bedoeld is voor dagwandelingen vanuit een met de auto bereikbare plaats, is het ook mogelijk, gewoon naar het zuiden door te lopen langs de kliffen, en daar ik niet aan een auto gebonden ben, noch aan besproken accomodatie, eigenlijk nergens aan behalve dat ik over 8 dagen in Faro moet zijn voor de terugvlucht, besluit ik deze optimale vrijheid te benutten.
De volgende dag loop ik in zuidelijke richting, door Zambujeira heen, dat er op de maandag aanmerkelijk stiller uitziet. Even verder vind ik op de kliffen weer een mooi plekje met uitzicht op de zonsondergang.
Ook de volgende dag brengt een prachtige wandeling langs de kliffen, met strandjes waarvan ik denk: hoe lang ligt dit hier nog ongestoord . Maar als ik dan op de kaart zie dat dit een Nationaal Park ik ben ik weer wat geruster.
In de rietveldjes langs de stroompjes die richting zee gaan wemelt het weer van de trekvogeltjes. Een ijsvogel ! Een parkeerplaats, afvalcontainers, verder niets. Een opvallend schoon strand, borden waarschuwen voor sterke golven. Wat zal het hier in het voorjaar mooi zijn, bloemen en vogels terug uit Afrika (Praia do Carvalhar).

Dan, vlak voor een Fazenda/landhuis .(Castelo Velo), loopt het pad dood. De boomgaard in, wordt ik "verwelkomd"door driftig blaffende honden. Maar het pad langs de klif loopt echt dood in de braamstruiken. Dan toch de boomgaard in. Eén hond is echt lastig. Ik pak een bamboestok en nader het huis. Net als ik verwacht, het aan de stok te krijgen met een boze landeigenaar, komt een bijzonder vriendelijke man naar buiten en vraagt waar ik heen wil. La playa ?(ik ben steeds mis met het Spaans, het is praia) .Hij wijst me het pad en als ik geen pad omlaag zie laat ik me op mijn gat glijden omlaag een gladde natte stenen helling. Eenmaal beneden, zie ik pas het trappetje. ( Als ik het, uren later, wil beklimmen blijken de onderste 20 treden weggeslagen, maar met een boomstam kan het toch beklommen worden).
Als ik bijna in slaap gedommeld ben, komen vier mensen de trap af. In een bocht die ik niet kan overzien verdwijnen ze uit beeld, en er komen er maar twee weer in. De andere twee blijven waarschijnlijk steken bij het ingestorte deel.
Het is een stel. Terwijl de man zich uitkleed loopt de vrouw naar het water. Of liever : schrijdt. Ik heb nog nooit iemand zo naar de zee zien schrijden. Maar misschien is dat haar gewone gang wel. De man loopt in zijn korte broek de zee in, blijft een poosje staan en keert dan terug naar het strand om zich verder uit te kleden.Weer in zee zie ik hem een poos niet, hij verdwijnt achter een rots.
De vrouw heeft straks een man in bed waar je geen zoutvaatje bij nodig hebt.
Intussen heeft ze een camera gehaald en, terwijl de man terug komt lopen filmt ze hem. Hij blijft twee meter voor haar staan, zij richt op zijn gezicht. Dan houdt ze de camera hoog boven zich, zodat behalve zijn hoofd de rest ook in beeld is, denk ik. Minutenlang blijft de man staan, de vrouw filmt door. Tja, je moet er wat voor over hebben, een mannequin in bed te krijgen.
Als de zon gaat zakken, heb ik het strand weer voor mezelf. Vier uur, het is weer tijd om een plekje voor de tent te zoeken.
De volgende dag nader ik het dorpje Azenha do Mar.Grote bruine rookwolken stijgen op. Als ik de eerste hutten zie blijkt daar een groot vuur gemaakt van restanten van hutten en het riet eromheen. Werklui zijn bezig het terrein te egaliseren. De huisjes die nog overeind staan ogen armetierig. Vanuit het binnenland komt een weg, die eindigt bij een restaurant dat dicht is. Op het terras staan wel stoelen, een haveloze man zit daar, te wachten tot de boel opengaat ? Of hij maakt intussen deel uit van het vaste meubilair. Aan de weg het binnenland in staan betere huizen, maar een winkel is er niet, behalve een zeer modern geoutilleerde water/vissportzaak tegenover het restaurant.
Mijn eten raakt een beetje op, maar net als ik een cracker gesmeerd heb aan een tafeltje naast de man, hoor ik een auto een paar maal claxonneren. De SRV ? Het blijkt de bakker, en hij heeft nog lekker brood ook ! Even later zie ik aan de klifrand een klein koffietentje dat open is, en ook wat klein gebak verkoopt. . Even verder is een haventje, waar de visafslag net bezig is. Grote bakken met enorme kongeralen en andere vissen, hier is niks voor mij te vinden. Maar beneden is net een visser aan het uitladen. Op de vraag of ik een vis kan kopen rijgt hij vier oranjegestreepte vissen door de kieuwen aan een draadje, ik hoef niks te betalen. Dat wordt straks al een warme lunch !
De kliffen zijn hier 40 meter hoog, en daar bovenop weet de wind nog duinen te vormen ! Mooi begroeid met o.a. hei, die hier en daar bloeit.
Vijfhonderd meter voor de monding van Ceixe pauzeer ik bij een drietal hutjes. Als ik even het binnenland in loop stuit ik in een duinpan op 22 grielen. Nou heb ik wel eens één of twee Grielen gezien, maar tweeëntwintig ! Een wat schuwe vogel, wat.... grielig. Hij heeft in de Kennemer duinen gebroed, maar vond het hier in de jaren zestig al te vol worden. Ik begrijp die vogel.
Na wat naaldhout volgt een bosrand waarlangs een aardig weggetje loopt. Op de akker een tractor, waarachter zilverreigers hun buikje vullen. De boomleeuwerik zingt hier zijn melancholieke liedje, dat me op onze heidevelden altijd zo dromerig maakt.
Als ik de monding van de Ceixe bereik, wacht me een verrassing. Waar ik aan deze rivier, die in de middeleeuwen nog bevaren werd, een toeristische trekpleister verwacht, zie ik alleen aan de overkant een klein gehucht, strak wit geschilderd, verder uitgestorven. Eén of twee terrassen, verder een zomerverblijf voor de rijke Portugees lijkt me, een soort museumdorp waar niets mag veranderen. De kant waar ik zelf sta is een hoge klif waarvandaan je niet naar het strand kunt afdalen, en dus ook niets gebouwd is. De rivier loopt met een prachtige kronkel de zee in,waarlijk een fotogeniek strand. En ik heb nog maar één foto !
Mijn water tap ik van een bevloeiingstallatie, wat niet meevalt. Ik kampeer op de klif, en zie dat behalve tien straatlantaarns verder geen enkel licht in de huizen brandt.
Vier kilometer landinwaarts ligt het eigenlijke dorp Odiceixe. Een aardig plaatsje met alle voorzieningen. Een mooie foto van de riviermonding is echter niet te vinden !
De lijnbus naar Lagos stopt helaas niet in Bensafrim, waar ik een paar vakantiehuisjes van Nederlanders wil bekijken. Vanuit Lagos vetrekken echter regelmatig bussen daarheen.
De volgende dag heb ik nog om naar Faro te reizen (de bus doet 2 1/2 uur over de 75 km.!)
De hele kuststrook is volgebouwd, wat een verschrikking, wat een contrast met de westkust.
En daar wat inkopen te doen voor ik de volgende dag terugvlieg. De binnenstad van Faro blijkt tegen alle verwachting relaxt en ongeschonden. Leuke oude straatjes. De kastanjes smaken heerlijk. De jeugdherberg kost de helft van de camping in Lissabon. Weer eens een douche is heerlijk, een echt bed ! Maar rustig is anders; om half drie en om half vijf worden nog mensen binnen gelaten. En voor het ontbijt gaat mijn vlucht te vroeg. Ik had goed kunnen kamperen in het parkje aan de lagunes, Parque de Marisco (?)geheten. Er is bijna niemand, zo te zien (verwaarloosd) wordt het te zijner tijd opgeslokt door nieuwe bestemmingsplannen.
Een geslaagde tocht, en erg geschikt voor mijn ideeën voor groepsreisje.
Rob van Iren, robvaniren@hetnet.nl
|