12 jaar later
Er zijn van die plaatsen die maar niet veranderen en Barcelonnette is zo'n plaats. Ik was er 12 jaar geleden voor de eerste en enige keer en nu ik er weer kom zit de supermarkt en de fietsenwinkel nog op dezelfde plaats, de camping waar ik 12 jaar geleden stond is nog dezelfde (afgezien dat de bomen flink gegroeid zijn) en wordt nog altijd beheerd door een praatgrage oudere dame. Het doel is om de 4 bergpassen van boven de 2000 meter die rondom Barcelonnette liggen de komende 4 dagen te befietsen net zoals ik toen deed. In 1993 reed ik nog op een oude Batavus met ruim 30 kg bagage te zeulen en zit ik nou met mijn gat op een lichte racefiets, maar het principe is niet anders.
Als eerste staat de Col de la Cayolle (2327m) op het menu; niet de zwaarste klim, maar met 27 km wel erg lang. Op slechts 3 km van de camping begint klim al en langzaam bolder ik stroomopwaarts langs de rivier de Bachelard. Landschappelijk is het geweldig mooi; eerst door een smalle kloof waarna het dal verbreedt en er zelfs nog plaats is voor een paar gehuchtjes die tegen de berghelling zijn aangeplakt. En natuurlijk altijd uitzicht op de nog besneeuwde bergtoppen recht vooruit.
Op kilometer 18 bij het gehucht Bayasse wordt het even serieus als de weg het hoger op zoekt in het dal. Met drie venijnig steil haarspeldbochtjes klimt de weg 8% gemiddeld waarna het weer rustig stijgend verder gaat langs de rivier.
Twaalf jaar geleden kwam ik op dit stuk tot de ontdekking dat ik een steeds groter wordende slinger in mijn achterwiel had omdat er wat spaken waren gesneuveld. Ik heb de top toen nog gehaald maar meer dan dat zat er niet. Gelukkig trof ik toen boven twee racefietsers aan met een volgwagen en de volgwagen offerde zich toen op om mij met fiets en al weer naar beneden te brengen, tot voor de deur van de fietsenwinkel zelfs.
Op slechts 5 km onder de top lijkt het dal op te houden als je tegen een muur van rots aankijkt. Hier ligt ook ineens sneeuw langs de weg die nu in grote lussen omhoog loopt. Het makkelijke is er nu af; deze laatste 5 kilometer gaat het met 7-8% omhoog. Op zich geen schokkend stijgingspercentage, maar na 22 km klimmen en ook nog zo vroeg in het seizoen valt het toch niet mee. Ik verbaas me over de hoeveelheid sneeuw hier, en ook over het feit dat er geen sterveling te zien is. Nou, toch wel, ruim 2 km onder de top haal ik een vrouw op een toerfiets in die een zo'n licht verzet rijdt dat ik me afvraag waarom ze niet omvalt. De laatste kilometer draait de weg nog even naar het westen waardoor ik nog een stevige en koude wind tegen heb, maar uiteindelijk ben ik dan toch boven waar ik nog een vrouw met fiets aantref. Het zou wel heel toevallig zijn als die niet bij degene hoort die nog onderweg is en inderdaad, dat is zo. Het blijken twee Zwitserse dames te zijn die in een aantal dagen onderweg zijn van Zürich naar Nice, op de fiets wel te verstaan. We babbelen wat en schieten wat melige foto's van elkaar in de sneeuw voordat we ieder onze weg gaan. Eén col gedaan, nog drie te gaan...
De volgende dag staat de kortere steilere Col d'Allos (2250m) op het programma. Het weer is niet zo uitbundig meer en ik besluit al beneden in lange wielrenbroek en met lange mouwen te vertrekken. Het begin van de klim valt eigenlijk samen met die van Col de la Cayolle alleen begint de Allos meteen vanaf de eerste honderd meter met 7-8% te klimmen. Dat moet ook wel, want deze is slechts 17 km klimmen naar de top. Het uitzicht naar het dal van de Ubaye waar Barcelonnette in ligt is geweldig, maar ik zie ook een geweldige bui over de bergen komen en gezien de windrichting komt-ie langzaam mijn richting uit. Het lijkt niet zo zeer de vraag te zijn of ik nat wordt, maar wanneer. Weinig aan te doen, ik kan niet harder en terugblazen helpt ook niet.
De weg blijft constant stijgen en een paar wielrenners zoeven met grote vaart naar beneden. Zonder uitzondering gekleed in korte broek en een windbreakertje wat me toch bijzonder fris lijkt in de afdaling. Ik klim met een lange broek aan en vind het al niet overdreven warm. Een heel verschil met 1993 toen het hier pufjeswarm was. Ik reed toen in het gezelschap van een vriendelijke Belg met een net iets te dikke buik op een oude stalen racefiets. Hij had zichzelf belooft om een echte Eddy Merckx racefiets te kopen als hij zijn gewicht op orde zou krijgen, maar volgens mij had hij nog een lange weg te gaan.
Enkele kilometers onder de top wordt het duidelijk dat Col d'Allos net in de bewolking ligt. Ik zie wat wits voorlangs vallen en kijk omhoog of er iets van een vogel is komen vallen, maar meteen daarna zie ik nog meer witte ietsen vallen. Verrek, het sneeuwt. Blijkbaar ben ik ingehaald door de bui.
Boven op de pas is er...niets. Twee jongeren staan met sneeuwscheppen nog een glijbaantje te maken en lopen dapper met de ski's op de rug honderd meter naar boven om dan in 5 seconden die honderd meter naar beneden te skiën. Jongens, wordt wakker, de winter is echt over! Verder staat er een koude wind en is het zicht beperkt. Geen enkele reden dus om hier langer te blijven. Twee cols gedaan, nog twee te gaan.
Op vrijdag is het in ieder geval strak blauw, maar de wind is onverminderd stevig en koud uit het noorden. Vandaag wordt het Col de Vars (2110m) met een extra handicap. Waren de vorige twee passen naar het zuiden waardoor ik de wind in de rug had, col de Vars ligt naar het noorden dus het wordt de wind op de kop.
De aanloop is lang vals plat omhoog, en met inderdaad wind tegen is het 18 km ploeteren langs de rivier voordat het eindelijk serieus gaat worden. De volgende 4 kilometer voeren langs het dorpje St.Paul waar ik plotseling wind mee heb; heel vreemd, maar niet over klagen. Het duurt helaas ook niet lang, nog nauwelijks het dorp uit of het is weer harken tegen de wind in, maar nu harken met 7% stijging. De echte lol moet nog komen, na het kerkje van Mélezen begint de laatste 5 km die gemiddeld 9% omhoog gaan, maar er zitten aanzienlijk steilere stukken tussen. Het is staan op de pedalen om tegen wind en berg op te komen en vooral de laatste paar honderd meter is zelfs een 32x26 niet meer met goed fatsoen rond te krijgen. Bovenop blijkt geen spat sneeuw meer te liggen, en hé, de bar is open. Het is werkelijk stervenskoud en ik waai zo ongeveer uit mijn wielrenbroek. Wegwezen hier!
Indertijd kwam ik hier met volledige bepakking op de fiets boven, maar dan wel van de andere kant. Het was dus toen de eerste van de 4 passen die ik beklom. De noordkant heeft óók zo'n steil stuk klimmen, maar dan meteen de eerste paar kilometers. Het was ellendig warm en ik had het voor elkaar gekregen om mijn zweetband kwijt te raken zodat ik geen andere oplossing zag dan een opgerolde theedoek met een veiligheidsspelt om mijn hoofd te doen en zo te voorkomen dat ik zweet in mijn ogen kreeg. Ik reed volkomen voor aap, dat wel. Jaren later zou het onder wielrenners mode worden om met een buff, bandana of andere theedoek om je hoofd te rijden, maar ik zou niet durven beweren dat ik trendsetter ben.
De afdaling blijkt nog een addertje onder het asfalt te hebben. In het steil stuk zit een fijn redelijk lang recht stuk dus een goed moment om eens te kijken hoe hoog we de snelheid kunnen opvoeren. Bijna voor het einde van het rechte stuk zit er rechts langs de weg een kat. Tja, zit daar best en katten doen meestal weinig, dus links aanhouden en passeren die handel. De kat blijkt echter bij nadering een marmot te zijn van het nogal schichtige type. Het kreng besluit op het laatste moment voor me langs over te steken en ik moet vol in de remmen om het beestje niet te raken. Ik moet zelfs zó vol op de rem dat mijn achterwiel uitbreekt, maar net niet ver genoeg om over het zwaartepunt heen te slaan en gelanceerd te worden (een verschijnsel dat je normaal alleen bij motorraces ziet). Poeh, het zweet druipt van m'n oksels zo'n beetje in mijn schoenen. Een blik op de kilometer teller leert dat ik op dat moment 79.4 km/h reedt. Tja, dan helpt een helm ook niet echt meer als het verkeerd gaat. Nog nooit van mijn leven een marmot van dichtbij gezien, maar de eerste was ook bijna meteen de laatste. Maar ach, drie cols gedaan, nog één te gaan.
De laatste dag van mijn korte vakantie en dus de uitgelezen dag voor de hoogste col: Col de la Bonnette (2716m). Vanaf de col loopt er nog een lusje rond de punt van de graat naar 2802m; volkomen nutteloos, maar op deze manier is het de hoogste doorgaande geasfalteerde weg in Europa. Ik verwacht echter niet dat ik dit lusje kan rijden, gezien de grote hoeveelheid sneeuw die er nog boven de 200 meter ligt.
In 1993 verliet ik via deze col met volle bepakking op de fiets de regio weer. Ik vetrok toen om 8 uur 's ochtends vanaf de camping en stond uiteindelijk net na het middaguur bovenop; 23 km klimmen in 4 uur. Het was toen 22 graden bovenop.
Vandaag is de pas nog gesloten, zoals beneden duidelijk staat aangegeven. Tja, hoe gesloten is 'gesloten'? Is de weg sneeuwvrij of niet, is er lawinegevaar of is het wegdek gewoon kapotgevroren? Allemaal vragen, we zullen zien hoe ver we komen.
Vanaf Jausiers is het 23 kilometer serieus klimmen, gemiddeld 7% en met de continue sterk wisselend stijgingspercentages is het eigenlijk een hele vervelende klim omdat je nergens lekker in je ritme kan komen. De eerste kilometers is er eigenlijk niks aan de hand; de weg is goed met alleen af en toe wat steenslag op de weg, en er rijden nog best wel wat auto's omhoog dus misschien is de pas toch wel min of meer open. Het enige probleem is eigenlijk dat de benen gewoon slecht zijn; ik krijg de pedalen maar niet rond en een aantal keren moet ik voet aan de grond zetten zonder duidelijke reden. Ik ben niet moe, niet buiten adem en de hartslag is eigenlijk best oké maar toch wil het maar niet gaan. Da's dus wat ik bedoelde met niet in je ritme kunnen komen. Langzaam wordt het landschap kaler en de lucht kouder. Op 2300 meter ligt een klein meertje dat nog volkomen dichtgevroren is en hier ligt een grote hoop sneeuw op de weg waar je best omheen kan. Dat doe ik dan ook en met de blik op oneindig en verstand op standje mossel rij ik door om na honderd meter tot de ontdekking te komen dat de weg in zijn geheel onder de sneeuw verdwijnt. Hmm, da's nou een tegenvaller. Ik sta een beetje naar de sneeuw te staren maar hij wil maar niet smelten of stiekem van kleur veranderen. Een paar wandelaars komen voorbij en geven wat lollig bedoelt commentaar voordat ze de sneeuw in lopen. Ik probeer met mijn ogende de weg te volgen, maar zover ik kan zien is het alleen maar sneeuw en moet ik vrezen dat dit het verste punt is dat ik kan komen. Vanaf de helling in de verte zie ik een skiër naar beneden komen en stoppen bij één van de auto's die geparkeerd staat bij de sneeuwhoop op de weg, honderd meter terug. Toch eens vragen hoe het er verder naar boven bij ligt. Dat blijkt niet mee te vallen; het is nog 7 km naar de top (maar dat wist ik al); de eerste 4-5 km is voornamelijk met sneeuw bedekt, de laatste kilometers zijn waarschijnlijk wel weer befietsbaar. Tja, wielrenschoenen zijn niet echt ideaal om mee door te sneeuw te lopen omdat ze nou eenmaal erg goed ventileren. Ik biets bij de skiër twee plastic zakjes om om mijn voeten te doen; zo worden ze in ieder geval niet nat. Het is lekker weer en pas 2 uur in de middag; laten we eens een stukje gaan lopen met de fiets aan de hand en kijken hoe ver we komen. Ik reken even snel; om half vier moet ik terugkeren, waar ik dan ook ben. Ik fiets weer terug naar het uiterste puntje asfalt dat nog begaanbaar is en stap af.
Helaas blijkt de sneeuw van het slagroom soort; ik zak dus tot ruim over mijn enkels weg, heb je lekker wat aan die plastic zakjes. Vervelender is dat mijn dunne racefietsbandjes óók diep wegzakken en ik dus behoorlijk aan mijn fiets moet sleuren om 'em vooruit te krijgen. Bovendien komt er sneeuw tussen de derailleur en remmen te zitten waardoor alles moeizaam draait. Dit gaat dus tegenvallen. Ik sleur de boel langzaam door de sneeuw over wat de weg zou moeten zijn die in een wijde lus rond het bevroren meertje loopt. Aan de andere kant van het meertje gat de weg langs een steile wand omhoog, hopelijk kan ik daar weer fietsen. Bijna aan de andere kant van het meertje gekomen komen twee wandelaars op sneeuwschoenen met tegemoet. Ze kijken erg verbaasd als blijkt dat ik een fietser ben. Ik informeer nog naar de verdere staat van de weg maar krijg informatie die tegenstrijdig is met die van de skiër. Ach ja, gewoon doorlopen maar.
Inderdaad kan ik aan de andere kant van het meertje weer fietsen. Ongeveer 100 meter, dan moet ik de fiets weer af. Dit grapje herhaalt zich nog een paar keer tot aan de militaire kazerne op 2500 meter. Daar staan twee enorme sneeuwschuivers en dat doet de hoop stijgen dat men vanaf de makkelijker begaanbare zuidkant over de top heen tot de kazerne de weg sneeuwvrij heeft gemaakt en ik dus kan fietsen. Helaas, de weg is wel gesneeuwschuifd, maar een dunne laag is blijven liggen waar toch echt niet over te fietsen valt. Dus ook na de kazerne moet ik te voet. Ik ben nu ruim 3 km onderweg sinds ik voor de eerste keer van de fiets moest en daar heb ik het grootste deel van gelopen. Da's niet helemaal zoals ik een fietstochtje in gedachte had. Ondertussen is het 3 uur geweest, dus veel tijd heb ik niet meer. Na de kazerne sleep ik mijn fiets nog ruim 500 meter door tot ongeveer 3 km onder de top. Hier eindigt het steile stuk van de klim, de laatste kilometers zijn makkelijk. En ja, precies daar begint er weer asfalt! Het is een smalle strook met links een muur van 2-3 meter sneeuw en rechts de weggeschoven sneeuw op de rand van de afgrond, maar het is asfalt. Ik peddel rustig over de weg; eigenlijk moet ik nu terug, maar potjandorie, als het asfalt is tot de top ben ik daar over 5 minuten. En inderdaad, het is asfalt tot de top en zo sta ik op 15:35 op 2716 meter hoogte moederziel alleen met een geweldig uitzicht over de besneeuwde bergen. Het lusje naar 2802 meter is inderdaad nog gesloten, sterker nog: het ligt onder meer dan 2 meter sneeuw.
Ik hobbel wat rond, neem wat foto's. Tjemig-de-pemig, het is 12 graden hierboven, windstil en zonnig; eigenlijk gewoon lekker weer. Helaas wel hoog tijd voor de afdaling, want ik moet weer al die sneeuw doorploegen om weer beneden te komen. Voor de afdaling nog even mijn bidons vullen, want die staan droog. Goed vol met sneeuw stampen en met het zonnetje er op hopen dat het een beetje smelten wil. De eerste kilometers afdalen gaan lekker vlot, maar dan wordt het weer lopen. Echter, naar beneden lopen met de fiets gaat een stuk makkelijker omdat ik mijn fiets niet zo hoef te sleuren. Ik passeer vlot de kazerne (waar beestachtig veel lege hulzen op de weg liggen), zo gaat-ie goed. Alleen nog het lange sneeuwveld rond het meertje en klaar zijn we. Dat blijkt dan wat tegen te vallen; het is bijna drie uur later en de toch al zachte sneeuw is alleen maar zachter geworden, dus toch sleuren en ploeteren door de sneeuw totdat ik eindelijk weer asfalt onder de voeten heb. Nog even een ferme slok uit de bidon voordat we het karwei fietsend afmaken. Ik vergeet even dat er half gesmolten sneeuw in mijn bidon zit tussen de kou schiet van mijn kiezen naar mijn tenen en terug waarna mijn vullingen de vogeltjesdans klapperen. Oef, zo is dus het jodelen uitgevonden.
De afdaling verloopt vlot en probleemloos. Beneden in het dal blijkt daar een heftige westenwind te staan en zo moet ik dus nog 8 km tegen de wind in naar de camping, iets waar de beenspieren absoluut geen trek in hebben. Ik heb het helemaal gehad als ik op de camping aan kom, maar ik was vast de eerste racefietser van 2005 die vanaf de noordkant op de Col de la Bonnette is geweest. Vier cols gedaan, nul te gaan. Tot over 12 jaar....
Denns -AQDennis- Waterman
|