Benasque (ES) - Espot (ES)
Wat doe je als je een wandelvakantie reeds hebt vastgelegd, maar je reisgezel haakt wegens omstandigheden op het laatste ogenblik af ? Het overkwam mij twee jaar geleden, en ik wist het even niet. Het zag er zo mooi uit : een goedkope vlucht naar Barcelona, met trein en bus naar Benasque tot aan de voet van de Pico Aneto, doorsteken naar het nationaal park Aigues Tortes om daar te eindigen in Espot. Na een paar dagen van knagende twijfel, nam ik een kloek besluit : ik ging de tocht alleen wagen. Je komt immers regelmatig hikers tegen die alleen reizen en ik heb vroeger ook al wel eens op mijn eentje naar de Griekse eilanden getrokken. Het gaat hier bovendien om een erg toeristische streek, en ik rekende er op dat zelfs in september er heel wat beweging zou zijn onderweg.
Zo vertrek ik vanuit Zaventem op een avondvlucht op zaterdag naar Barcelona – een beetje onwennig, zo alleen. Daar vind ik onderdak in “The Gothic Point”, een soort jeugdherberg, uitstekend aan de rand van de Barrio Gotico gelegen. Dit verklaart overigens de naam, voor wie aan zwartgeschminkte ogen en lippen dacht. Na de formaliteiten duik ik de nacht nog even in. In een gezellig café overloop ik de tocht nog een keer. ’s Morgens vroeg moet ik de trein naar Monzon nemen, daar overstappen op de bus naar Basbastro, om tenslotte daar de bus naar Benasque te nemen waar ik kort na de middag zal aankomen. Ik heb dan voor de middag nog een tamelijk ambitieus plan, waarbij ik nog een slordige 1400 m moet stijgen en 10 km overbruggen. Vervolgens staan er twee dagen ‘survival’ op het programma, waarbij ik in mijn tentje zal bivakkeren en een dieet van gevriesdroogde voeding zal volgen. Het laatste gedeelte van de tocht omvat dan het doorkruisen van het park Aigues Tortes, waar ik in berghutten zal overnachten – bivakkeren niet toegestaan.
Dag 1 : Benasque – Collada de Vallhiverna
De volgende dag loopt het al bijna mis : ik haal slechts op het nippertje de trein, en in Monzon heeft de bus bijna een halfuur vertraging. Ik vrees even dat ik mijn aansluiting in Barbastro zal missen, maar de bus is daar netjes blijven wachten. Daar kan het openbaar vervoer in België nog iets van leren. Het zou immers niet de eerste keer zijn dat ik de bus (te vroeg zelfs !) zie wegrijden juist op het ogenblik dat ik met een andere bus kom aanrijden.
Maar goed, spoedig bevinden we ons in de vallei van de Rio Esero, waarbij de kloof en de bergwanden steeds indrukwekkender worden. De zon schijnt volop en alles lijkt prima in de plooi te vallen, tot plots de schrik mij om het hart slaat. Wat doe ik hier eigenlijk en wat bezielt mij om mij in deze vrijwillige ballingschap te storten ? Is het eigenlijk wel verantwoord om dit alleen te wagen ? Ik schud deze negatieve gedachten van me af en besluit me nog eens te verwennen met een laatste fatsoenlijke lunch mét bier zodra ik in Benasque aankom. Het stadje blijkt een wat uit de kluiten gewassen geitenhoedersdorp te zijn, waar een aantal hotels en makelaars zijn neergestreken. Het is er echter in september relatief rustig, en bovendien is het zonder twijfel een uitstekende standplaats om een tocht aan te vangen. Ik heb echter geenszins de bedoeling hier te blijven, en vat meteen na de middag mijn tocht aan.
Naast de weg naar l’Hospitalet de Benasque vind ik een pad, dat me weldra tot bij de Puente de San Chaime brengt, een bekend herkenningspunt in vele wandelgidsen. Van daar stijgt de weg langzaam verder langs een stuwmeer. Hier moet ik beginnen opletten, want ik moet hier een afslag vinden richting Collada de Vallhiverna. Die blijkt vrij duidelijk aangegeven, en het betreft eerder een onverharde weg dan een wandelpad. Hier hapert mijn ‘motor’ voor het eerst. Wat er op papier redelijk eenvoudig uitzag, begint nu redelijk zwaar te wegen. Ik besef dat ik mijn lichaam onvoldoende tijd heb gegeven om zich aan te passen aan de hoogte – per slot van rekening bevindt Benasque zich al op 1200 m hoogte. Ik bijt door en worstel mezelf moeizaam het slingerende pad op. De wandeling lijkt eindeloos te duren en ik ben bijna voortdurend buiten adem. Gefrustreerd pas ik een nieuwe techniek toe : bedoeling is om steeds een kwartier te stappen en dan één minuut mijn ademhaling terug op orde te krijgen. Ik merk al vlug dat ik dit moet bijstellen tot een schamele 10 minuten per traject.
Zo is het ruim 18 h als ik eindelijk de refugio de Coronas bereik, een onbemande berghut aan het einde van de onverharde weg. Daar blijkt wel wat beweging te zijn en ontmoet ik wat Spaanse en Franse trekkers, die daar de nacht zullen doorbrengen. Ik overweeg even om ook te blijven, maar besluit na een rustpauze toch nog een stukje verder te trekken. Ik ga er immers van uit dat ik in mijn tentje een betere nachtrust zal kennen, en maak me tevens zorgen over mijn opgelopen achterstand. De bedoeling was zo dicht mogelijk tegen de col (2720 m) te overnachten en ik bevind mij nu op amper 2100 m. Bovendien stoort het machogedrag van de aanwezige mannen mij, die elkaar willen overtroeven bij het aansteken van het vuur.
Nauwelijks vertrokken beklaag ik mijn beslissing al : het gaat echt niet meer. Mijn ademhaling is niet meer op orde te krijgen, en mijn benen lijken lood te wegen. Ik begin een beetje ongerust te worden voor hoogteziekte en besluit dan maar meteen mijn bivak op te zetten op een vrij vlakke open plek. De laatste inspanning heeft meer dan een halfuur in beslag genomen en mij nauwelijks 100 m hoger gebracht. Ik hoop dat het morgen wat beter gaat, want er moet een afstand van bijna 17 km overbrugd worden, waarvan 500 m stijgen en 1000 m dalen.
De omgeving is echter veel te mooi om lang te kniezen. Het is bovendien helemaal niet erg om hier op mijn eentje te zitten – een roes van complete vrijheid maakt zich van mij meester. Ik spoed me om nog voor de duisternis een potje te koken en me nog wat op te frissen aan het riviertje. Dan is het welletjes geweest : enkel de slaapzak kan me nog bekoren. Uitgeput nestel ik me op mijn zelfopblazend matrasje en val vrijwel ogenblikkelijk in een diepe slaap.
Dag 2 : Collada de Vallhiverna – l’Hospitalet de Vielha
Ik ben al vroeg wakker, maar neem uitgebreid de tijd om me voor te bereiden op de zware dag. Er volgt nog een grondige wasbeurt in mijn privé-openluchtbadkamer en ik maak mezelf een flinke tas cappuccino klaar met daarbij gevriesdroogde ontbijtgranen (jawel – dat bestaat). De bivak wordt ontruimd en de tocht wordt met frisse moed aangevat. Toch loopt het niet zo vlot als ik had gehoopt. Ik moet ruim 500 m stijgen, en vanaf de Estanys de Vallhiverna wordt het terrein een pak moeilijker. Het pad verdwijnt regelmatig, en diverse riviertjes moeten gedwarst worden. Het wordt ook steeds rotsiger en steiler, waardoor ik al vlug weer naar adem begin te happen. Een moeizame klauterpartij over grote rotsen volgt, vooraleer ik eindelijk de col kan bedwingen. Ik slaak een zucht van opluchting maar ben toch niet echt tevreden, want het loopt ondertussen toch al tegen de middag aan. Ik heb de aanpassing aan de hoogteverschillen toch wat onderschat, en neem me voor deze fout niet meer te maken. Mijn moreel krijgt een nieuwe opdoffer te verwerken als ik moet vaststellen dat er aan de andere kant van het meertje, de Estany de Cap de Llauset, er nog een col me staat op te wachten. Het is maar een tweehonderdtal meter terug stijgen, maar dit had ik echt wel kunnen missen vandaag.
Ergens op de helling van het meer houd ik halt om een middagmaal te nuttigen. Ik besluit de zaak filosofisch aan te pakken en mezelf met een gezonde dosis fatalisme te wapenen. ‘Que sera, sera’ – we zien wel.
Als ik de tweede col bereik is het inmiddels reeds 15 h. De traagheid van mijn vorderingen verwondert me eens te meer en ik begin meteen aan de afdaling langs de meertjes aan de voet van de Pic de la Solana de Llauset. De tocht begint nu toch wat te vlotten, en ondanks lastige rotspartijtjes langsheen de meertjes, bereik ik een uurtje later het pad dat van de Estany de Llauset komt. Ik bevind me nu op een plateau met een aantal meren en neem toch even de tijd om hiervan te genieten.
Dan kan ik er niet meer omheen : ik ben nu ongeveer in de helft van het traject van vandaag en ik moet nog een slordige 800 m afdalen. Als ik de kaart bekijk zie ik ook niet echt alternatieven. l’Hospitalet de Vielha bereiken is eigenlijk cruciaal voor de verdere planning. Ik zet flink de pas er in en zet mijn tanden in de lange afdaling naar het dal dat ik moet trachten te bereiken. Eens het plateau achter mij gelaten, begint het pad echter steeds grilliger en slechter te worden. Vooral na het bereiken van de boomgrens wordt het écht lastig. Het pad slingert zich hier tussen de bomen vrijwel loodrecht naar beneden en is spekglad van het mos en het water, en is bovendien overwoekerd door wortels. Vloekend schuifel en spartel ik naar beneden. Ik ben érg dankbaar als ik de rivier – Barranc d’Anglos – eindelijk bereik. Van hier wordt het pad merkbaar beter, en ik begin terug wat op te schieten. Het is echter nog steeds erg ver, terwijl de vermoeidheid zijn tol begint te eisen. Een viertal km scheiden me nog van de grote baan, die Vielha met Lleida verbindt. Deze tocht lijkt eindeloos te duren, en ik ben zielsgelukkig dat ik deze baan zo rond 18:30 h bereik.
Het pad loopt een eindje verder voort aan de ander kant van de weg. Nog drie km tot aan l’Hospital de Vielha. Ik ben echter helemaal murw gewandeld en besluit op de eerste de beste plaats waar ik drinkwater kan bekomen de nacht door te brengen. Dit laatste stuk is echt een marteling. Op de kaart staat nog een refugi de Conangles ergens halverwege, maar die blijkt gesloten. Ook op een soort picknickplaats onderweg is er geen water te bekennen. Ik wandel ondertussen op een soort automatische piloot en besluit dan maar tot aan l’Hospitalet te wandelen, waar een refugi is. L’Hospitalet is eigenlijk meer een nederzetting dan een dorp aan de ingang van de tunnel van Vielha. Andere trekkers hebben mij er overigens voor gewaarschuwd dat de ventilators een irriterend lawaai produceren, terwijl het geheel nu in een grote werf herschapen is. Men is immers een tweede tunnelkoker aan het aanleggen, en dat gaat gepaard met grote werkzaamheden. Niet bepaald aanlokkelijk als pleisterplaats, maar daar kan ik niet om rouwen op dit ogenblik.
Plots bereik ik een brug over de rivier, terwijl het pad naar rechts buigt. Aan de andere kant bevindt zich de werf, die volledig door hekken is omgeven. Ik besluit meteen de brug over te steken, want wil niet het risico lopen bovenop alle ellende nog eens een omweg te moeten maken. Ik volg het hek naar rechts en bevind mij al vlug op een zacht aflopende wei op een steenworp van l’Hospitalet. Het is genoeg geweest : hier zal ik bivakkeren en verder zonder bepakking om water gaan. Ik maak vlug een maaltijd klaar en richt mijn tent in. In de schemering zoek ik mijn weg naar de refugi, en trakteer mezelf op een smakelijke pint bier. Er zijn niet veel gasten, maar ik krijg toch de kans mijn roestig Spaans te oefenen op een koppel. De berghut blijkt toch nog vrij gezellig en ik twijfel nog even of ik toch niet hier zou komen slapen. Ik verwerp de gedachte, want ik heb echt geen zin om al het gerief terug te gaan halen. Een wasbeurt later lig ik in mijn slaapzak en neem even kort contact op met het thuisfront. Ik verzeker hen ervan dat alles prima in orde is, en doe dan het licht uit. De waarheid is dat het moreel dicht bij het absolute nulpunt zit. Mijn tocht door de bergen krijgt stilaan het allure van een uitputtingsgevecht, en ik heb tot nu toe nog nauwelijks iemand ontmoet. Ook een eenzaat als ik heeft blijkbaar af en toe nood aan een goed gesprek.
Dag 3 : l’Hospitalet de Vielha – Refugi dera Restanca
De volgende ochtend voel ik me heel wat beter. Terwijl ik wat oploskoffie klaarmaak, hak ik meteen een aantal knopen door. Ik wil mijn tocht tot een goed einde brengen, maar wil er ook terug wat meer plezier aan beleven. Oorspronkelijk was het de bedoeling vandaag tot refugi Ventosa i Calvell te trekken, binnen de grenzen van het nationaal park van Aigues Tortes. De volgende dag zou dan refugi Ernest Mallafré aan de beurt komen, om tenslotte nog een ommetje te maken langs de refugi Josep Maria Blanc. De eerste etappe is toch al zo goed als onhaalbaar na mijn achterstand van de voorbije dagen. Ik had immers gehoopt nu al bovenaan de Pont de Rius te staan op 2320 m, maar ik bevind me nu nog helemaal beneden in het dal op ongeveer 1700 m. Ik besluit om vandaag tot refugi dera Restanca te trekken, en morgen tot refugi Estany Llong – telkens een iets mildere etappe. De laatste dag zal ik dan nodig hebben om de afstand tot Espot te overbruggen, weliswaar over een makkelijk pad.
Ik neem me tevens voor de dag rustig te beginnen, en de beklimming te doseren in trajecten van 20 minuten, afgewisseld met 2 minuten rust. Deze techniek werkt erg goed en ik voel dat ik er terug plezier in begin te krijgen. Mijn lichaam heeft zich blijkbaar ondertussen goed aangepast aan de hoogte, en al vlug verleng ik de inspanningsfasen tot telkens een halfuur. Bijna onmerkbaar neemt het tempo ook steeds toe, zodat ik netjes op schema de col, Pont de Rius genoemd, bereik. Vervolgens moet ik het Lac de Rius langs de linkerkant omtrekken. Daar kom ik voor het eerst op mijn trip een jong iemand tegen : een Israeli die uit de tegenovergestelde richting komt. We hebben gedurende een twintigtal minuten een aangenaam gesprek over bergwandelen, politiek, internationale contacten en nog wat. Als we afscheid nemen, voel ik me merkwaardig verfrist – hier had ik blijkbaar nood aan.
Aan de andere kant van het meer moet ik een beslissing nemen. Volgens de beschrijving van Ton Joosten moet ik rechtdoor om aan de refugi dera Restanca te geraken. Hij beschrijft ook een andere route, langs de Collada de Lac de Mar, die echter veel moeilijker zou zijn. Nu ik zo mooi op schema zit wordt de uitdaging me te machtig : ik besluit het er op te wagen. Al vlug loop ik op de HRP langs de Lac de Tort de Rius, en dit schept weinig moeilijkheden. Aan het andere einde van het meer besluit ik eerst een middagmaal te nemen, want ik wil nog even mijn tenen in het ijswater steken. Vervolgens begin ik aan de klim naar de col, nauwelijks 200 m hoger. Het weer slaat echter plotseling om en ik krijg een ijzelbui te verduren. Het hagelt zo hevig dat ik moet schuilen onder een overstekende rots. Als het terug wat opklaart ligt alles er vrij glad bij, zodat ik toch nog wat moeite moet doen om de col (2520 m) te bereiken. Eénmaal boven krijg ik een prachtig zicht op de Lac de Mar, zo’n 300 m lager. Het is wel een érg steil pad naar beneden, en enig handen- en voetenwerk is nooit ver weg. Soms moet ik mij letterlijk een stukje laten zakken om terug vaste grond onder de voeten te voelen. Ik prijs me dan ook gelukkig dat ik de tocht niet in de andere richting moet maken. Zo rond 16 h bereik ik de rand van het meer en zoek ik me een plekje in het gras om even uit te rusten.
De zon is inmiddels al weer een tijdje van de partij, zodat ik al vlug wat lig te soezen. Dan trekt een eigenaardige, laaghangende wolk boven mij mijn aandacht. Ik zet mij recht om het fenomeen te bestuderen en ben met een schok weer helemaal klaarwakker. De schrik slaat me om het hart als ik over de Lac de Mar wolken van dikke, dreigende mist zie opduiken. Ik bedwing een lichte aanval van paniek en redeneer mijn angst weg. In geval van nood kan ik nog altijd mijn tentje opzetten voor de nacht en besluit onmiddellijk stevig de pas er in te zetten. Het zonnetje heeft gelukkig de stenen toch wat opgewarmd, zodat de mist voorlopig zo’n 50 m boven de grond blijft hangen. Dankzij mijn verrekijker kan ik telkens drie à vier steenmannen vooruit zien, waardoor ik mijn tempo op peil kan houden. Ik bereik het einde van het meer nog voor de mist alles heeft verzwolgen en moet nu nog een 300-tal meter afdalen tot aan de refugi. Gelukkig is het pad vanaf dit punt erg duidelijk en makkelijk te volgen. Als ik het meertje van Restanca dan bereik, zie ik geen hand meer voor mijn ogen. Meer op de tast dan wat anders zie ik dan toch plots een grijze schaduw uit de mist opdoemen en weet ik dat mijn tocht voor vandaag tot een einde komt.
Ik koop mij meteen een jeton om te douchen, al kom ik wéér eens tot de vaststelling dat dit systeem toch dikwijls te wensen overlaat. Ogen dicht, tanden en billen toe en we douchen ons ijskoud. Aan tafel blijken zowat alle gasten van die dag verrast door de mist. Ik maak kennis met Luis en Alfonso, twee jonge kerels uit Barcelona. Het ijs is vlug gebroken als ik vraag wat “Me cago a Bush” betekent, de tekst die op Luis’ T-shirt staat gedrukt.
“I shit on Bush”, antwoordt hij vrolijk met een onnavolgbaar Catalaans accent. Ze leggen uit dat ze op een camping stonden in de vallei, maar dat deze ging sluiten na het weekend. Daarom hadden ze besloten wat te gaan trekken in de bergen, zonder vooraf bepaalde route. Ik vertel hen wat mijn plan is, en ze zijn onmiddellijk geïnteresseerd. Vooral de busverbinding naar Barcelona is voor hun een godsgeschenk, want ze hadden geen idee hoe ze terug thuis gingen geraken. Het klikte meteen, en een nieuw bondgenootschap ziet het levenslicht.
Dag 4 : Refugi dera Restanca – Refugi Estany Llong
Het heeft toch zijn voor- én nadelen, zo’n berghut. Ik hou van de sfeer, het gezamenlijk tafelen, de gesprekken – kortom, van de spontane, ongedwongen contacten. Het slapen zelf gaat me niet altijd goed af; het is onvoorstelbaar hoe luid sommige mensen kunnen snurken. Ik ben deze nacht toch verschillende keren wakker geworden, en sta ’s morgens noodgedwongen vroeg op. Tijdens het ontbijt merk ik dat het begint te regenen. Dat zet wel even een domper op het enthousiasme, maar ik heb echt genoten van de vorige dag en genoeg energie opgedaan om een hele karrenvracht tegenslagen te overwinnen. Mijn Catalaanse vrienden komen nu pas de trap afgewaggeld met onfrisse blikken. Ik spreek met hen af dat ik reeds vertrek en dat we middagmaal in refugi Ventosa i Calvell nemen.
Inderdaad, het is gestopt met regenen - daar wil ik zeker van profiteren. Bovendien ben ik zwaarder bepakt dan zij, reden genoeg om mijn tempo zelf te bepalen. De route begint met een steil maar makkelijk pad naar een klein meer met een grootse naam : Lac deth Cap deth Port. De col ligt nu nog amper 200 m hoger, en vormt de grens van het nationaal park Aigues Tortes. De namen worden overigens steeds exotischer : wat dacht u van Coret d’Oelhacréstada (2468 m) ? Uitspreken kan ik dit niet, maar ik sta er wel een dik uur na mijn vertrek uit de refugi. Ondertussen heb ik Luis en Alfonso al opgemerkt, die niet erg veel achterstand meer hebben. Ik neem in afwachting een paar foto’s en tracht tevergeefs verbinding te krijgen via de GSM. Als ze boven zijn, wisselen we een paar grapjes uit, maar laat ik hen vervolgens voorgaan. Zij hebben een iets snellere tred, waardoor ik een zeker opgejaagd gevoel krijg. Na de ervaringen van de eerste twee dagen wil ik niet meer in deze val trappen en vooral genieten van de tocht.
Spoedig begint het vrij hard te regenen. Er is hier toch nergens een schuilplek, dus doorstappen is de enige optie. Een tijdje later, als het alweer heeft opgehouden met regenen, zie ik de twee Catalanen op een plateau aan het Estany Travessi ogenschijnlijk een rustpauze nemen. Als ik tien minuten later bij hen aankom, blijkt dat ze mij opwachten. Ze zijn er blijkbaar niet erg zeker van dat we nog op de juiste weg zitten. Ik haal de kaart boven en overtuig hen van het tegendeel. Van hier af lopen we samen het laatste stuk naar refugi Ventosa i Calvell. De beschrijving van Ton Joosten is zeker niet overdreven : dit is waarlijk een feeëriek gelegen berghut, aan de rand van het Estany Negre. Ik heb wel al een beetje spijt dat ik dit niet heb gehaald als overnachtingplaats, maar troost me met een broodje en wat bier. Als ik de uitbater vraag hoe volgens hem het weer gaat evolueren, wijst hij naar een blauwe plek aan de hemel. Ik vraag ook nog of de Col de Contraix voor problemen zou kunnen zorgen, maar hij wuift mijn twijfels weg. Twee Duitse koppels besluiten echter het zekere voor het onzekere te nemen en de weg naar Caldes de Boi te nemen, van waar ze met jeep-taxis zich naar refugi Estany Llong zullen laten voeren. Luis en Alfonso reageren nauwelijks op het geanimeerde gesprek. Voor hen staat de route vast – “don’t worry, man”. Ze hebben zich bovendien genesteld in een straaltje zon, en ze lijken zich op te maken voor een middagdutje. Het is nu echter ruim na 12 h, wat mij tot nadenken stemt. Ik besluit de route te nemen, maar onmiddellijk te vertrekken. Op deze wijze kunnen Luis en Alfonso als bezemwagen dienen mocht ik in moeilijkheden geraken. We spreken af in de refugi Estany Llong en ik zet er meteen flink de pas in.
Mensen vragen mij soms waar ik de hele dag aan denk als ik een bergtocht doe. Het is echter moeilijk uit te leggen aan iemand die het nog nooit heeft gedaan. De eerste dag ben ik soms nog wel over een aantal dingen aan het piekeren, maar geleidelijk aan verdwijnen deze hersenspinsels. Alles wordt herleid tot de essentie, tot elementaire dingen. Het gaat er enkel nog om hoe je de volgende hindernis neemt, waar en wanneer je rustpauzes neemt, of er slecht weer op komst is of niet. Kaart en kompas moeten je helpen de juiste beslissingen te nemen.
Deze dag lukt me dat echter niet. Ik schiet zoals gezegd goed op, en tracht mij zoveel mogelijk te richten op wat ik meen de Col de Contraix te zijn. De bergkam is echter slecht zichtbaar door de vele wolken en het nu almaar steiler wordende pad buigt geleidelijk aan steeds meer naar het oosten. Ik wordt plots wantrouwig : voor korte stukken kan de wandelrichting al wel eens afwijken van de route op de kaart. Een continue afbuiging naar een totaal verkeerde windrichting lijkt mij toch wat verdacht. Ik besluit nog een stukje verder te klimmen tot op een plateau om mijn positie zo nauwkeurig mogelijk te kunnen bepalen. Daar kom ik al vlug tot de vaststelling dat ik inderdaad fout zit. Het laatste halfuur heb ik het pad naar de refugi de Colomers bewandeld, dat mij over een andere col in een ander dal zou brengen. Dit kon ik vandaag wel missen : het totale traject voor vandaag omvat een slordige 15 km, waarvan ik nu iets meer dan de helft van heb gedaan. Naar Col de Contraix wacht me bovendien nog een klimpartij van ruim 600 m tot op 2830 m. Ik behoef geen rekenmachine om vast te stellen dat ik echt geen tijd meer heb te verliezen. Als ik de routebeschrijving er bij haal, kan ik me wel voor het hoofd slaan : Ton Joosten schrijft hier zwart op wit dat de splitsing onduidelijk is. Ik troost mij met de gedachte dat Joosten misschien wel zelf in deze val was getrapt.
Zo snel als ik kan daal ik terug af naar de juiste vallei. Daar beneden zie ik Luis en Alfonso lopen - ze zijn echter te ver om mij op te merken. Ik snij een stuk af langs de helling, maar het is toch nog ruim 14 h als ik eindelijk terug op het juiste pad ben. Dan begint een lange, onafgebroken klim, waarvan de moeilijkheidsgraad almaar stijgt. Vooral de steeds groter wordende rotsblokken op de helling zijn erg hinderlijk. Onderweg ontmoet ik nog een groepje trekkers dat aan de afdaling bezig is. Ze vertellen me dat het toch nog een behoorlijk eind is, en zeker niet te onderschatten. Ik ondervind al vlug dat ze overschot van gelijk hebben. Deze beklimming vergt veel van mijn energie, niet in het minste door het voortdurende hoppen van rotsblok naar rotsblok. De helling houdt echter nog een onaangename verassing in petto. Door een merkwaardig gezichtsbedrog lijkt het alsof je de top nadert, maar éénmaal daar aangekomen krijg je pas de échte col te zien. Die blijkt dan nog zo’n 200 meter hoger te liggen bovenaan een kom bezaaid met rotsen. Eénmaal daar begin ik me plots wat ongemakkelijk te voelen. Het is inmiddels terug beginnen te miezeren, en ik bevind mij nu in een bijna volledig van de buitenwereld afgesloten kom. De enige geluiden die te horen zijn, zijn die van de af en toe vallende puinbrokken. Het is nu al bijna een uur geleden dat ik nog iemand ben tegengekomen en vraag mij af dit nog wel verantwoord is. Terug afdalen over de inmiddels glibberige rotsen lijkt me niet erg aanlokkelijk, en ik besluit dan maar het laatste stuk aan te vatten.
Dat valt flink tegen : niet alleen blijven de rotsen voor vervelend oponthoud zorgen, maar ook de vermoeidheid begint toe te slaan. Stilaan wordt de helling steiler en de rotsblokken kleiner. Het weer verslechtert nu in snel tempo. Als ik de laatste 50 m aanvat, striemt de ijsregen in mijn gezicht. De helling wordt zo steil, dat het echt opletten geblazen is. De wind snijdt mijn adem af, en vooral het allerlaatste stuk kondigt zich als een ware nachtmerrie aan. Ik moet nu voortdurend mijn handen gebruiken, terwijl felle rukwinden mij uit evenwicht trachten te brengen. De moeilijkheidsgraad van deze col verrast mij compleet, en ik zet mij even vast tussen twee uitstekende rotsen. Ook bij goede weersomstandigheden lijkt mij dit een route die je beter niet kunt onderschatten. In de beschrijvingen van deze tocht vind ik hier nochtans weinig van terug, en ook op de kaart staat dit niet gemarkeerd als “passage difficile”.
Het gaat nu stilaan tussen de berg en mij. Zodra de rukwinden even schijnen te minderen, doe ik een laatste krachtinspanning en hijs ik mij naar de top. Dit is ongetwijfeld de moeilijkste en meest uitputtende col die ik tot nog toe heb moeten overwinnen. Het is al 16:30 h als ik boven sta te bekomen van de inspanning. De weinig flatterende foto geeft een vrij accuraat beeld van mijn algemene toestand op dat ogenblik. Was dit verantwoord ? Waarschijnlijk niet helemaal, en ik heb alvast geleerd dat je niet noodzakelijk roekeloos hoeft te zijn om in moeilijkheden te geraken. Het volstaat een reeks inschattingsfouten te maken.
Gelukkig keren mijn kansen nu ik boven ben geraakt. Het weer lijkt wat te beteren en de afdaling aan de andere zijde is toch beduidend minder uitdagend, al is ze toch niet erg eenvoudig. Een 200-tal meter lager ligt het Estany de Contraix, dat evenwel voor een groot deel in de mist gehuld ligt. Dat zorgt wel nog voor wat lastige momenten als ik het meer moet rondtrekken. De onvermijdelijke rotsblokken doemen steeds weer op uit de mist, terwijl de steenmannen moeilijk te vinden zijn. Na wat gestuntel slaag ik er toch in het meer te ronden, en wordt het terrein wat overzichtelijker. Een paar keer moet ik mijn koers nog bijsturen, en dan vind ik het pad terug. Een beetje verder gaat het dan steil 300 m in zigzag naar beneden. Daar krijg ik pas goed zicht op de vallei die ik nog door moet. Het is nog een hele weg, maar ik krijg terug moed als ik daar beneden twee figuren met rugzak zie, die zonder twijfel luisteren naar de namen Luis en Alfonso. Ze liggen naar schatting een halfuurtje voorop, zodat ik tot de conclusie kom dat ze er minstens even lang over hebben gedaan. Eénmaal beneden is de verdere tocht in principe een eenvoudige klus. Enkel de afstand, nog zo’n 3,5 km, of de glibberige toestanden van het tot modder herschapen pad kunnen nog voor moeilijkheden zorgen.
De inspanningen van de dag beginnen nu echter toch wel hun tol te eisen. Hoe lieflijker de omgeving wordt, des te strenger moet ik mij opjutten om verder te stappen. Eindelijk krijg ik links de refugi Estany Llong in het vizier. Mijn opluchting maakt plaats voor ontzetting als ik merk dat het pad naar rechts buigt. De kaart liegt er ook niet om : het laatste stuk moet ik langs de rechteroever van het kolkende bergriviertje zeker nog een halve km in de verkeerde richting wandelen, waar ik dan via een bruggetje aansluiting vind op het pad naar de refugi op de linkeroever. Dit frustreert me zo, dat ik even overweeg het riviertje door te waden naar de andere zijde en een paar passen doe in het ijskoude water. Ik besef echter tijdig dat het risico niet gering is dat ik onderuit ga in het snelstromende midden, en besluit gelaten dat dit laatste stuk er dan ook nog maar bijkan. Het is ruim 19:30 h als ik eindelijk de refugi bereik, net op tijd om nog een portie van het avondeten te krijgen.
Luis en Alfonso zijn duidelijk opgelucht om me te zien, en hun hartelijke ontvangst doet deugd. Zij begrepen natuurlijk niet dat ik nog niet was aangekomen, en ik leg hen uit hoe ik op een dwaalspoor was terechtgekomen. De refugi zit goed vol, zodat het even duurt voor ik de twee Duitse koppels opmerk die we eerder de dag hadden ontmoet. Ik verzeker hen dat ze de goede beslissing hebben genomen, maar bedenk ook stilletjes dat dit een unieke ervaring was die ik zou gemist hebben als ik hun weg had gevolgd. Een aantal geanimeerde gesprekken en een verkwikkende douchebeurt later lig ik in mijn slaapzak en verzink ik in een diepe slaap.
Dag 5 : Refugi Estany Llong - Espot
De avonturen van gisteren hebben toch de nodige stijfheid opgeleverd, die ik met wat ochtendgymnastiek probeer weg te werken. Het scenario van de vorige dag herhaalt zich een beetje, waarbij ik als één van de eersten opsta, maar na een rustig ontbijt kom ik middenin de chaos van alle gelijktijdig vertrekkende mensen terecht. Ook Luis en Alfonso blijken voorspelbaar, want ze dalen pas de trap af op het ogenblik dat mijn koffie op is. We komen elkaar ongetwijfeld vandaag nog tegen, zodat ik beslis om meteen te vertrekken.
Het slechte weer van gisteren heeft weer plaats gemaakt voor een staalblauwe hemel, en het is duidelijk dat het vrij warm gaat worden vandaag - al is het best wel frisjes zo ’s morgens vroeg. Het pad dat ik op deze laatste dag moet volgen, snijdt het nationaal park doormidden. Het is een breed en goed onderhouden pad, dat vrij vlug naar de enige col van vandaag leidt : de Portarro d’Espot (2428 m). Dit is slechts een 400 m stijgen, zodat ik al vlug de top nader en mij even in het ochtendzonnetje zet om van het prachtige zicht op het Estany Llong te genieten. Even later komen mijn Catalaanse vrienden opduiken en we spreken af aan de refugi Ernest Mallafré voor het middageten.
Als ik mij tien minuutjes later terug in beweging zet, en al vlug de top bereik, verwonder ik mij er over dat ze nergens meer te bekennen zijn. Kunnen ze zoveel voorop liggen ? Links ligt de Pic del Portarro op 2728 m, en ik kom even in de verleiding om deze extra te beklimmen, want het ziet er een erg eenvoudige klus uit. Na de ervaringen van gisteren heb ik echter niet echt de behoefte nog eens een extra statement te maken, en besluit rustig voort te wandelen. Via een prachtig pad langs het Estany de Sant Maurici kom ik aan de refugi Ernest Mallafré. Ik moet er vrij lang wachten voor Luis en Alfonso opduiken, en verneem van hen dat zij wél de Pic del Portarro hebben beklommen, waarbij zij hun rugzakken gewoon beneden hebben achtergelaten. Ik heb er spijt van dat ik het er toch niet op heb gewaagd, want het uitzicht blijkt fantastisch te zijn geweest. Dit mag de dag en de reis echter zeker niet bederven.
Na een heerlijk middagmaal – de refugi wordt uitgebaat door een vrouw die de kookkunst verstaat – leggen Luis en Alfonso zich in de zon. Ik ben nu hier al lang genoeg geweest, en besluit – ik ben het nu toch zo gewoon – het laatste stuk rustig op mijn eentje te overbruggen. Eens voorbij het Estany de Sant Maurici kom ik in toenemende mate dagjesmensen tegen, bijna zonder uitzondering Spaanse gezinnen. Het lijkt op een terugkeer in de beschaving, en dat is het ook. Ik zie er ongetwijfeld wat verwilderd uit met mijn vuile uitrusting en ongeschoren gezicht. Als ik merk dat twee tienermeisjes me bewonderend aankijken, recht ik mijn rug nog wat en stap ik met forse tred voorwaarts. Wat kan een man toch ijdel zijn !
Spoedig laat ik de parking achter mij en bereik ik de grens van het park. Deze dag is een prachtige afsluiter geweest van een memorabele tocht. Het dorp Espot is nog verrassend ver, zodat het toch al 16 h is eer ik de expeditie als beëindigd kan beschouwen. Ik drink op de goede afloop, en meen bewezen te hebben dat ik alleen best mijn mannetje kan staan. Straks moet ik nog beneden in de Vall d’Aneu zien te geraken, waar ik zal overnachten op een camping in La Guingueta. Morgen wil ik nog een kijkje gaan nemen in Dorve, een verlaten bergdorp op een uur wandelen. ’s Middags ben ik afgesproken met Luis en Alfonso om samen de bus naar Barcelona te nemen, waar ik mijn vlucht naar Brussel moet halen.
Transport
Met Virgin een goedkope vlucht naar Barcelona en terug. Van en naar Barcelona diverse trein- en busverbindingen. De meeste busverbindingen worden verzorgd door Alsina Graells, maar voor Benasque is in ieder geval een overstap nodig. Barbastro is een knooppunt met meerdere goede verbindingen per dag.
Uitrusting
Bergwandelschoenen voor zwaar terrein en lichtgewicht tentje. Warme fleece-trui met hoge kraag in combinatie met KW. Broek met afneembare pijpen. Esbit-vuurtje.
Kaarten
Mapa Excusionista Pirineos nr 23 Aneto - Posets van het Institut Catrografic de Catalunya.
Mapa Excusionista Pirineos nr 22 Pica d’Estats - Aneto van het Institut Catrografic de Catalunya.
Peter De Clercq
|