foto In het schrijfblok komt telkens een nieuw (reis)verhaal over de belevenissen van bezoekers van de site. Ook jij kunt jouw verhaal insturen voor publicatie.

2002: - Frankrijk - Alpen – GR 9/91/93/95 - St.Hilaire - St.Hilaire

Drôme , departement van Frankrijk, Rhône-Alpes, 6530 km2, met 414100 inw.; hoofdplaats: Valence. Het departement wordt in het westen begrensd door de middenloop van de Rhône en omvat in het oosten delen van de Vooralpen. De bevolking is geconcentreerd in en rond de grote steden in het Rhônedal (Valence, Montélimar); in die plaatsen vnl. industrie. De landbouw levert granen, fruit en wijn. De voorheen belangrijke teelt van zijderupsen is ten gevolge van concurrentie uit Italië en China sinds het begin van de twintigste eeuw nog slechts van weinig belang. De streek is tevens bekend vanwege de schapenteelt.

Om twintig minuten voor zeven rijdt de Thalys het station in Rotterdam binnen. Afschuwelijk vroeg. Voordeel is dat we om twaalf uur in Valence zijn, maar omdat we nu eenmaal niet in Rotterdam wonen maar in een Fries buitengebied konden we niet op tijd daar komen.
Dat werd slapen bij oude vrienden in Delft. Lang niet gezien dus veel te laat naar bed, halfeen, terwijl om kwart over vijf mijn mobielwekkertje begon te piepen. Duf door de straten van Delft, duf in de trein naar Rotterdam en nog steeds duf de Thalys in.
Het is 15 juni en we willen gaan lopen in het Parc Regional du Vercors, een gebied aan de rand van de Franse Alpen. Grotendeels over de GR9 en GR93.
Het grootste deel van de reis brengen we door met tukjes doen, het landschap flitst sowieso veel te snel voorbij om iets interessants te kunnen zien. Wat er nou zo luxe is aan die snelle verbinding? De prijs van een kop koffie, die is wel luxe. Voor de rest zit je de hele reis ingeklemd in een veel te krappe ruimte en kan je alleen je benen strekken door een wandelingetje te maken naar het toilet. We hebben zitplaatsen vlakbij de coupedeur die elk paar seconden zuchtend open zoeft omdat het de weg opent naar het consumeerparadijs, de restauratie. Rijen mensen lopen heen en weer met pas verworven drankjes en kauwgombrood. Twee witte boterhammen met een flinter beleg, in een plastic verpakking waarin met gemak zes boterhammen zouden passen, voor een prijs die de uitgave van ons meegenomen reispakket, een brood, een stuk kaas, fruit en sap, dicht benadert.
Nog steeds duf staan we dus op het immense TGV-station ergens in de wildernis buiten Valence. Het doet denken aan een vliegveld. We gaan naar buiten.
We hadden gepland met de bus naar Léoncel te gaan waar we de GR9 kunnen oppakken om via een netwerk van lange afstandpaden een rondje van zo'n drie weken te maken over het Haute Plateau. Eerst maar naar het centrum van Valence dus. Een groot deel van de middag besteden we aan het zoeken naar een mogelijkheid in Léoncel te komen. Er rijdt geen bus, taxi is veel te duur, lopen langs een snelweg met 30°C niet erg aanlokkelijk.
Dan komen we erachter dat we de trein kunnen nemen naar St.Hilaire. Daar moeten we ± 10 kilometer lopen over een weg om op de Grande Randonnée te komen. Eenmaal op weg daarheen merken we dat de eerste stop het station is waar we vandaan zijn gekomen, shit, hadden we hier uren geleden gewoon kunnen overstappen.
Zo'n vier á vijf kilometer lopen na St.Hilaire vinden we een mooi plekje onder een paar olijfbomen. Een aangelegd irrigatiekanaaltje zorgt voor water. We koken op een houtvuurtje en slapen vroeg en diep.

Dat was slapen. Ik word met kramp in mijn botten wakker doordat ik zo diep in één houding heb geslapen. Het is droog, 27°C, dus vlug verder.
Volgens Bertie is het in Frankrijk op zondag nationale barbecue dag. Regelmatig ruiken we houtskool vermengt met schroeiend dood beest. Onderweg passeert ons ook nog een oldtimer club bezig met hun zondagse pronktocht. Gelukkig zien we al snel de wit*rood markeringen opduiken en kunnen we van de autoweg af.
Vlakbij Choranche vinden we een prachtig plekje in een bloemenwei. Bij elke stap ruik je de oregano. Er groeit hier een grote diversiteit aan bloemen, Bertie gaat helemaal uit haar dak en vindt het maar niks dat de tent een paar vierkante meter plat drukt.

We hebben het piepertje op zeven uur gezet om het lopen in de bloedhete middaguren voor te zijn. Bertie loopt weer heftig bloemzaad te verzamelen voor de tuin. Dan komen we op een bergflank waar het, voetstap brede pad bestaat uit wegrollende stenen die verdwijnen in een, voor mij té peilloze diepte.
Na twee keer een ervaring in de Pyreneeën, waarbij het zweet me uitbrak en ik met knikkende knieën mezelf beloofde dat ik dat nooit meer zou doen, durf ik niet verder. Echte hoogtevrees heb ik niet, maar het moet wel een beloopbaar paadje zijn, het liefst met wat struiken of bomen aan de kant zodat ik het idee heb me te kunnen vastgrijpen als er iets mis gaat. Terug naar de weg.
Gelukkig is het niet erg druk en ook wel mooi, maar dat asfalt is zo deprimerend. Nou ja, in La Balma de Rencurel kunnen we de GR weer oppikken, dus even doorstampen.
Als we rusten hangen we de, door de ochtenddauw nat geworden tent op een muurtje om te drogen. Door de wind flapt het doek even over de ruwe stenen en ontstaat een winkelhaak in het muskietengaas. Met een beetje lijm plak ik de scheur tijdelijk dicht.
Onderweg passeert ons een colonne wielrenners die met een tour van Parijs naar Nice bezig zijn. Als we in La Balma aankomen vinden we een bar met een aangebouwd winkeltje en we genieten van een ijsje, tomaat en fruit. Een ploegje wielrenners gieten zich vol met water uit de fontein en anderen met bier uit het café. Die proberen anderen over te halen hetzelfde te doen wat veelal lukt omdat het wel erg heet is, maar hard fietsen zal nu wel voorbij zijn.
Nadat we onszelf nog getrakteerd hebben op een kop koffie en onze voorraad water is aangevuld gaan we op zoek naar een plekje voor de tent. Een stukje verder vinden we dat in een bos.

Alweer vroeg op stap. Een klein stukje autoweg en dan de Tour des Quatre Montagnes. Een stevige klim van de 660 meter hoogte waar we zijn, naar 1165 meter. Halverwege komt van zo'n 50 meter hoogte een waterval naar beneden kletteren en Bertie trekt enthousiast haar kleren uit en duikt eronder om het zweet van de laatste dagen af te spoelen. Ook ik was mezelf al ben ik niet zo'n held eronder te gaan staan, het water is ijskoud.
Jammer dat ik schrijvend niet kan overbrengen hoe mooi het hier is. Laat ik volstaan met de vergelijking dat Adam dit gevoeld moet hebben voordat hij aan de appel begon. Wat een onzin, appels zijn gewoon lekker, en paradijselijke plekjes bestaan gewoon (nog) op aarde als je ze weet te zien.
We gaan heerlijk fris weer verder al is dat er wel vanaf als we op de top aankomen en onszelf voor deze prestatie belonen met koffie, eten en een tukje. Gewekt door een losgelaten ploeg spoorzoekers die zich onder leiding van een hopman van het ene uitzicht naar het andere spoeden, gaan we verder. En het is niet te geloven. Ook hier weer natuurtje (ver)pesten. Een brede asfaltweg is aan het ontstaan naar de top waar we net vandaan komen. Dan kunnen die spoorzoekers straks lekker in de auto van het uitzicht genieten, een kiekje maken, zichzelf laven in een nog te bouwen Mac en verder naar de volgende attractie.
Een stuk via deze weg en wat stillere autowegen komen we bij Les Montauds waar we de tent opzetten tussen de gentianen die met dikke knoppen staat te pronken, madeliefjes, klaver en een heleboel andere bloemen en met uitzicht op bergtoppen van meer dan 2000 meter.

Vandaag laten we de tent op dit mooie plekje staan en lopen naar het, volgens de kaart, grotere Villard de Lans om inkopen te doen. Wat een toeristad! Het bestaat voornamelijk uit hotels, restaurants, golf en tennisbanen. Gelukkig vinden we een marktje waar we groente en fruit kopen en een kleine supermarkt met de rest.
We gaan de bergen in met rijst en zakjes soep, maar nu doen we ons tegoed aan ijs, drinkyoghurt en fruit en voor vanavond hebben we een feestmaal. Gebakken aardappelen, salade, toetje en wijn. Daar moeten we wel een paar dagen op kunnen teren.
We gaan snel weg uit deze Kalverstraat en terug naar 'onze' berg op ± 1200 meter. Bijna lopen we de tent voorbij die verscholen staat in de bloemenzee, maar de reusachtige kerstboom met een stam van zo'n twee meter omvang wijst de weg. Deze moederboom is vergezeld van twee kindjes en als je er vanuit een bepaalde hoek naar kijkt is het net alsof ze de twee links en rechts bij de hand heeft.
In het oosten ligt diep beneden ons Villard en daarachter de enorme bergkam en je realiseert je dat de natuur toch heel veel mededogen met haar grootste aanranders moet hebben. De minste trilling in dit reusachtige landschap zou de nietige mensenkermis bedelven. Maar het blijft meestal allemaal (nog even) op zijn plaats.

Zes uur. De zon klimt boven de Roc Cornefion (2006m) en ik sta op om koffie te maken. Eigenlijk ben ik geen vroeg op mens én ik vind het heerlijk om 's zomers zo vroeg mogelijk op te staan. Dat behoeft enige uitleg.
Het is elke keer weer een unieke ervaring om, heel duf, slaapdronken, duizelig bijna, zo langzaam mogelijk, in het tempo van de zonsopkomst, wat de hemel kleurt van een soort donkerpaars naar oranje vegen aquarelverf op een bleekblauw schildersdoek en in elke struik of graspol een netwerk van, met dauwdruppels geaccentueerde, muggenvangers met een shagje en een kop koffie wakker te worden.
Het allermooiste is dit in de bergen. Tegen de achtergrond van het hierboven geschilderde palet zweven donkere schaduwen van vogels en als de aarde wat verder naar het oosten kantelt wordt het vloed en komt de zonnezee langs berghellingen en door dalen aansnellen om je met warmtegolven te overspoelen.
Nadeel van vroeg opstaan is dat ik de verdere dag duf voor me uit zit te staren en tegen de avond zit te geeuwen.
Maar goed, nu moet ik wel een beetje wakker worden want vanaf vandaag gaat het dus echt gebeuren, Haute Plateau! We lopen nog vijf kilometer over de Route van de Vier Bergen als we aankomen in Correncon en Vercors. Daar drinken we nog even luxe een grote bak koffie want we zullen nu dagenlang op een hoogte van 16 á 1700 meter zitten en niets anders tegen komen dan af en toe een waterput, hopen we.
Het eerste blauwe stipje op onze 1:25000 kaart blijkt inderdaad een, in het bos verscholen waterput te zijn waarin ik ergens in de diepte water zie. Het bord 'non potable' waarschuwt voor enge beestjes, maar daar trekken we ons nooit zoveel van aan. Met even flink doorkoken zijn we nog nooit ziek geworden. Deze keer lopen we er voorbij omdat we nog een beetje water hebben en er een stuk verderop een berghut met ook zo'n blauw stipje staat. Daar hebben we gepland te overnachten.
Shit, we hebben het hele terrein rond de berghut uitgekamd, geen druppel te vinden. Het klopt dus niet altijd, kunnen we die kaart wel vertrouwen? Hebben we daar zoveel voor geklommen? Het is niet eens mogelijk om het nodige water voor één dag mee te sjouwen, laat staan voor een dag of drie. We besluiten in de berghut de nacht door te brengen en dan maar overleggen. Ik leg alle spullen uit mijn rugzak[1] binnen en stop de waterzakken erin. Samen met een wijdhals fles, die ik gebruik om melkpoeder met water tot melk te schudden, kan ik zo zes liter water halen en ik ga terug naar de put.
Eerst kan ik hem bijna niet terugvinden, maar na een paar maal terug naar de route en opnieuw zoeken sta ik er plotseling voor. De put van een meter in het vierkant is afgedekt met een zwaar ijzer traliewerk om te voorkomen dat er per ongeluk iemand invalt. Ik krijg het net met moeite opgetild, maar het gaat niet verder open dan zo'n 45°, natuurlijk een beveiliging tegen laten open staan.
Ik kan het niet opgetild houden met één hand, daarvoor is het veel te zwaar. Na enig zoeken vind ik een boomtak van de juiste lengte om onder het luik te zetten. Dan duik ik de put in. Figuurlijk dan. De waterspiegel is zo diep dat ik voorover in de put moet gaan hangen. Schuifel, schuifel, op het randje van evenwicht en nog kan ik er niet bij. Als ik nu voorover kukel met mijn kop naar beneden verzuip ik. Omhoog weer.
Had ik nou maar een touw meegenomen en een pan. Ja John, dat gaat helemaal niet, er zit geen hengsel aan. Dan had ik twee gaatjes in de pan gepriemd en een hengsel gemaakt. Terwijl ik een creatieve oplossing zit te bedenken en net besluit maar weer de twee kilometer terug te lopen, valt mijn oog op een boomwortel die vlak bij de put even een bochtje boven de aarde maakt. Ik graaf een beetje aarde weg tot mijn voet eronder past en ga weer in de put hangen. Nu durf ik iets voorbij mijn evenwicht. Nog even doe ik een schietgebed dat de tak onder het traliewerk blijft zitten en ik niet tot patat gesneden wordt en begin met een bekertje de eerste zak vol te scheppen.
Duizelig van het naar beneden hangen loop ik weer terug naar de berghut en begin op een houtvuur al het water te koken. Het is geen goed brandhout wat we vinden en het lukt maar moeizaam. Er komen nogal wat asresten in het water waardoor, ook na zeven het water een branderige smaak houdt.
Hoewel Bertie zich afvraagt of ze dit allemaal nog wel leuk vindt besluiten we zuinig te doen met het water en morgen met twee liter op stap te gaan naar het volgende blauwe stipje. We hopen dat deze bron of put niet is opgedroogd anders moeten we zo snel mogelijk zien dat we het Plateau afkomen naar een dorp.
In de hut zitten muizen dus gooi ik de parachutelijn over een balk en hang daar de rugzakken met het eten aan. Dan hijs ik de boel op tot ergens halverwege vloer en plafond en knoop het eind vast aan een tafelpoot. Bertie hoort 's nachts wat zachte plofjes, ik heb beelden van muizen die proberen op de gladde nylonlijn balancerend bij de rugzak te komen en plof, daar glijdt er weer één vanaf. Of maken ze een torentje op elkaars rug en stort dat halverwege in, want soms zijn de plofjes wat luider of proberen ze naar de rugzakken te springen? Ik ga niet kijken, ze doen maar.

De wekker piept om zes uur. Vanwege de hitte willen we vroeg beginnen met lopen. De rugzakken zijn nog heel en de voorraad onaangeroerd, dus het is die muizen niet gelukt en ze liggen hun blauwe plekken te masseren.
Een tijdlang gaat het prima met lopen, op de open stukken is het uitzicht prachtig, maar heet. We klimmen continu hoger en er staan bijna geen loofbomen meer, alleen kerstbomen. Bertie probeert me de twee herten die ze ziet te wijzen, maar als ik begrijp waar ik moet kijken zijn ze alweer weg.
Door het geklauter over rotsblokken, het gesleep met de extra twee liter water, de hitte en het veel te weinig drinken komen we, met wankele kuiten laat in de middag in de buurt van de op de kaart aangegeven berghut met het blauwe vlekje. Langs het pad staat niets aangegeven en we kunnen het niet vinden. Ons moreel zakt.
Ik ben onze positie kwijt, niet de route, die staat wel goed aangegeven, maar waar we ons op die route bevinden. Een open plek, de zon brandt meedogenloos en zuigt het laatste vocht uit onze poriën, hier zou toch volgens de kaart zo'n 500 meter van het pad af, die verdomde hut moeten zijn.
We nemen een slok aswater en gaan verder. Bertie heeft veel moeite met lopen en een tijd later lukt het echt niet meer. Een vlak stuk in de schaduw, dat moet maar de overnachtingsplek worden. Het Haute Plateau is een natuurpark waar je alleen mag kamperen in een gebied van 300 meter rond een berghut, maar nood breekt wet. We kunnen gewoon niet verder. Vooral Bertie is er slecht aan toe, prikkelbaar en duidelijk bezig de moed op te geven. Ze wordt kwaad als ik zeg dat we iets moeten bedenken. Even later ziet ze ook de noodzaak daarvan wel in.
Als we een kop askoffie drinken zijn we weer even in staat wat helderder na te denken. Met de kaart opengevouwen in het gras en mijn kompas ernaast probeer ik me te oriënteren en kom er zo achter dat we die vorige hut allang voorbij zijn –als die er nog was tenminste en dat we niet ver meer van de volgende afzitten. Op 1½ km afstand van die hut moet een bron zijn, áls we daarbij kunnen en áls we het kunnen vinden.

Mijn voorstel is dat we alles op deze plek laten staan en met de waterzakken verder gaan kijken. Als het niet lukt is vlakbij een pad naar het westen wat ons van het Plateau naar het eerstvolgende dorp brengt en daar zullen we wel één á twee dagen (met het laatste restje water) over doen, maar verder gaan lukt dan niet meer.
Wonderbaarlijk waartoe een mens in noodgevallen in staat is. Eigenlijk zijn we beiden uitgeput, maar het moet nu het nog licht is en we klauteren over rotsblokken een eind naar beneden. Het stuk tot de berghut is goed gemarkeerd, maar dan…
Ergens in het oosten moet die bron zijn. Dan die richting maar op. Even later komen we een steenmannetje tegen en verderop zie ik er nog een paar. Dit moet iets betekenen, hier liepen al eerder mensen. Deze opgestapelde stenen zijn een gebruik van reizigers om onduidelijk aangegeven paden te markeren (eigenlijk een dank aan de berggoden dat je heelhuids bent aangekomen) en ook wij plaatsen af en toe een steen op zo'n bergje.
We beginnen de steenmannetjes te volgen. Het is nog steeds heet op deze open vlakte. Geen zuchtje wind en bij een bosje struiken stort Bertie in, ze kan gewoon niet verder. Ik zeg haar hier in de schaduw te wachten terwijl ik verder ga kijken. Het kan niet ver meer zijn.
We spreken een signaal af. Als ik bij de bergkam in de verte, de Roche Rousse (2105m) mijn armen omhoog steek betekent dat help, kom ook want ik kan het niet vinden. Enthousiast zwaaien betekent dat ze kan komen omdat ik water heb gevonden, anders kom ik terug.
Het laatste steenmannetje staat bij de bergwand én bij een miezerig dun waterstraaltje wat uit de rotsen sijpelt. Bezweet en op de grens van mijn laatste krachten, zwaai ik naar Bertie in de hoop dat ze me nog kan zien. Ik zet mijn bekertje onder het straaltje, het gaat langzaam maar het is water en wat voor water!
Koel, helder en verrukkelijk. Het lekkerste drankje op aarde. Als het bekertje vol is ga ik staan met mijn gezicht naar de bijna ondergaande zon en breng intens dankbaar een dronk uit op de nereïden[2]. Ik zie dat Bertie mijn signaal heeft ontvangen en zo snel ze nog kan in mijn richting loopt.

Intussen is ook het pannetje vol dat ik onder het straaltje heb gezet en ik overgiet me met het koude water me niets aantrekkend van het gegeven dat mijn kleren nat worden, dat droogt wel weer. Als Bertie er is zitten we een poos in de ondergaande zon een enorme hoeveelheid water te drinken en de zakken te vullen. Terug gaat een stuk makkelijker ondanks de stevige klim en we plaatsen op elk steenmannetje een nieuwe steen als dank. Ze hebben ons tenslotte gered want ik denk dat het niet best was afgelopen als we deze bron niet hadden gevonden.
Terug bij de tent maken we een maaltijd en koffie terwijl we maar niet genoeg krijgen van dat frisse vocht.

Nu moeten we het even slim gaan aanpakken. Ten eerste slapen we flink uit om de uitputting van de vorige dag wat te verdrijven. Dan lopen we het stukje naar de berghut en laten daar de rugzakken achter. We lopen weer naar de bron en gaan uitgebreid onszelf en de kleren wassen.

Op een helling een stukje bij ons vandaan, zit een marmot op zijn achterpoten rond te kijken.

We hebben moeite 'ons' reddingsplekje te verlaten, maar met een lading vers water gaan we terug naar de rugzakken en in de schaduw brengen we de dag door terwijl de was droogt. Als we ons avondeten op hebben is het ± 6 uur en gaan we met zoveel water als we kunnen dragen verder.
De volgende waterbron blijkt niet zo ver te zijn (of kwam dat door de nieuwe energie?) en het is nog licht als we daar aankomen. Deze bron geeft meer water en er staat een rij drinkbakken voor beesten die allemaal vol zijn. Ook heeft een complete familie hier een gezellig kamp voor het weekeinde ingericht, er moet dus een parkeerplaats in de buurt zijn. Ze zijn erg lawaaierig en we gaan een stukje verder staan, maar in de stille natuur klinkt hun geroep en geschreeuw waarschijnlijk mijlenver. Gelukkig komt er 's avonds laat rust in de tent. Tot ze midden in de nacht wakker worden door een rond snuffelend beest die ook dorst heeft en de hele familie weer in rep en roer is.

We zijn om zes uur wakker en onderdrukken met moeite de neiging even flink lawaai te maken. Met twee liter water gaan we vlug op pad om de ergste hitte voor te zijn. Tot nu toe hebben we de GR91 gevolgd, nu buigen we af naar het westen via de GR93. Al snel komen we bij de volgende bron die ingedroogd blijkt te zijn tot een modderig plasje.
Zo'n 5 km verderop (hemelsbreed, in werkelijkheid is het natuurlijk veel meer) staat een meertje op de kaart, dat zouden we wel moeten halen met onze voorraad. Weliswaar is het hoogte verschil hier niet zo groot (zo rond de 15 á 1600 meter) maar wel gloeiend heet en al snel zijn we weer door ons drinkwater heen.
Dan komen we bij het meertje en wacht ons een grote teleurstelling. Duidelijk is de kuil te zien waar het meertje zou moeten liggen. Zou moeten, want er zit geen druppel water meer in. Volkomen opgedroogd en wij ook. Er zit niets anders op dan nog een stuk verder te gaan naar de Col de Rousset, een skipiste en een parkeerplaats, daar moet wel wat te drinken zijn.
We rusten even uit op het randje van een bergwand die honderden meters steil naar beneden gaat en zien diep onder ons het Forêt Domaniale de Romeyer liggen, een uitgestrekt bosgebied. Het is ontzettend mooi, maar wel druk omdat we zo dicht bij die parkeerplaats zitten, het is zondag dus komen hordes dagtoeristen even dit bergje beklimmen. Vlak bij waar we zitten ligt een enorme berg plastic waterflessen. Helaas leeg en 'vergeten' door mensen die te weinig ruimte in hun auto hebben om ze mee naar huis te nemen. Gelukkig zijn we er nog niet zo slecht aan toe dat we hulp moeten vragen en we genieten van het uitzicht.
Dan verder naar die Col. Te zien aan de massa borden is hier 's winters veel te doen, maar nu… niets! Ik kan niet meer, alles draait en tolt om me heen en ik laat me in de schaduw op de grond zakken. Nu is het Bertie die rond gaat lopen op zoek naar wat water, maar ze komt even later terug met een slecht bericht. Nergens wat te vinden.
We zetten de tent op in een bosje onder aan de piste en ik ben weer een beetje bijgekomen dus met waterzak op weg naar het volgende blauwe stipje op de kaart. Ik vind niets.
Bertie heeft bij de piste op de helling koeien gezien, die moeten toch ook drinken. We lopen er naar toe. Een trog met lauw, algen begroeid water dient als drinkbak. Ik zie de slijmslierten van de koeien in de bak drijven, maar we scheppen er een pan vol uit. Bij de tent zeven we de ergste verontreiniging eruit en koken het een paar minuten om de bacteriën te doden. Het wordt natuurlijk niet koud, maar we kunnen ons vocht tekort weer aanvullen en koken. We gaan maar vroeg slapen om te vergeten dat we nog steeds dorst hebben.

Is dit nou allemaal wel leuk? Ja! Het voelt allemaal steeds weer als een soort uitdaging, kijken wat je als mens wel en niet kan. Je grenzen ontdekken. Een aantal grenzen ken ik al wel.
Zo ga ik niet met behulp van klimijzers en touwen uitproberen of ik de Everest kan beklimmen en ook niet met een rugzak van 40 kg door Alaska. Evenmin blijf ik achter de geraniums zitten vanuit de angst wat me allemaal wel (of niet) kan overkomen. Dat is trouwens de ergste grens die ik me kan voorstellen.
Elke keer weer oplossingen zoeken voor de problemen die we tegen komen geeft een ontzettend bevredigend gevoel. Zelfs als je zover moet gaan om water uit een koeientrog te drinken of ondersteboven in een put moet gaan hangen geeft een bewustwording van Leven. Wauw, dat hebben we toch maar mooi gefikst. Dat gevoel.
Maar ook ontdekken en toegeven dát er grenzen zijn in je kunnen. Dat is ook niet erg, dan ga je gewoon wat anders proberen.
Natuurlijk zou ik hier bij die skipiste voor een auto kunnen springen en de inzittenden beroven van de liters bronwater in plastic flessen die ze bij zich hebben. Als het echt zou moeten kan dat natuurlijk. Dat is de wetenschap in je achterhoofd, soms is het heel moeilijk en zwaar, maar het is geen echte survival, op alle voettochten die ik gemaakt heb zou ik eventueel in een paar dagen wel weer de bewoonde wereld kunnen bereiken. Dat gebeurt meestal ook, maar het blijft leuk uit te vinden hoelang je zonder die 'bewoonde wereld' kan.
Dus scheppen we nog wat water uit de koeienbak voor onderweg en gaan de bergpas weer op. Het kost me erg veel moeite de honderd meter te klimmen, maar dan komt er wat meer bewolking en steekt er een briesje op.
Als we de pas over zijn komen we in een dal waar de route (inmiddels de GR95) erg slecht staat aangegeven en prompt lopen we verkeerd. Het was ook nog eens een stevige helling en als we hijgend boven zijn komen we erachter dat we niet verder kunnen. Nou ja, het uitzicht is weer geweldig en gelaten gaan we weer naar beneden. Nu zien we de wit*rood markeringen weer en het gaat verder vlot zodat we al snel in de verte Vassieux en Vercors zien liggen.
De bronnen die we onderweg tegenkomen staan allemaal droog, maar omdat het niet meer zo heet is lukt het allemaal. We besluiten een stuk van de GR af te snijden en staan ineens in iemands tuin met metershoge wietplanten. Die durft, midden in Frankrijk. Door een weiland komen we bij een weg die naar Vassieux leidt. Een kilometer daarvoor zetten we onze tent neer en lopen verder naar het plaatsje.
Een plaatsje met alles erop en eraan. Een camping (niet nodig), winkeltje en (gesloten) bakker en natuurlijk heel veel water. Met een afgeladen boodschappenrugzak lopen we naar de tent terug. Eindelijk na vier dagen weer normaal eten en drinken. Het weer slaat om, het wordt koud en mistig en het ziet ernaar uit dat het gaat regenen. Op dat moment maakt het me niet zoveel meer uit. Ik ben wat apathisch, mijn energie is op. Ik voel me niet OK en om negen uur slaap ik. Die nacht zweet ik hevig.

Na het ontbijt voel ik me een stuk beter en zonder dat er een druppel regen is gevallen schijnt ook de zon weer af en toe. We gaan niet verder de GR95 en GR9 volgen, wat het voornemen was. Het klinkt misschien gek, maar door het afgelopen watergebrek zijn we veel te snel gegaan. Eigenlijk zijn we van het schildpadden type. Soms stug doorduwen met je hele huis op je rug, maar ook vaak lekker lui in het zonnetje liggen bij een spetterend watervalletje. Als die watervalletjes er niet zijn ben je verplicht stug te blijven doorduwen en zo worden de voorgenomen dagen verblijf op het Haute Plateau ineens heel wat minder.
De geplande route zou er voor zorgen dat we veel te vroeg in St.Hilaire terug zijn. Een rondje 'bovenlangs'? Eerst maar naar St.Agnan en Vercors daarna zien we wel.
In Vassieux drinken we nog een fles Yop leeg (onze favoriete drinkyoghurt in Frankrijk) en Bertie schrijft wat kaarten. Ook het pad wat we nu gaan lopen is gemarkeerd en we komen door een schitterend stuk natuur. Sterk glooiend met veel putten. Jeneverbes, buxus en nog veel meer groeit hier volop, maar die begroeiing is laag genoeg om te zorgen voor steeds wisselende vergezichten. Bertie geniet (en ik ook hoor) dit zijn de gebieden waarin ze zich lekker voelt.
Na een afdaling door een stuk bos (Bertie hoort een hert, maar ziet 'm niet) komen we in een dal op zo'n 800 meter hoogte. We zijn vlakbij St.Agnan als we bij een beekje komen met een piepklein strookje voor de tent. Heerlijk helder water in overvloed. Dat wordt onszelf en kleren wassen.
We lopen naar het dorp dat er leeg, spookachtig uitziet. Er hangt een vreemde sfeer, maar goed, er is een winkeltje en met eten, een fles wijn en andere lekkere dingen gaan we terug. We koken op een houtvuur en zitten nog lang te kletsen.

Vandaag hebben we ons lekker rustig vanzelf wakker laten worden. We hebben behoefte aan een rustige dag. Na een uitgebreid ontbijt en wassen is het eigenlijk alweer te heet, maar we willen niet zover lopen vandaag. Via St.Agnan, waar we drinkwater inslaan lopen we naar Chabotte en zakken af naar het riviertje La Vernaison.
Daar rusten we een tijdje en besluiten deze route verder te volgen omdat verderop een bron zou moeten zijn. Na een klim van een paar honderd meter in de richting van La Chapelle zien we inderdaad een stroompje het pad kruisen én er is een open stukje voor de tent met een prachtig uitzicht op de bergen. Verder ligt La Chapelle nog maar 1½ km verderop, zodat ook de broodnodige bunkering geen probleem is.
We zetten de tent op en gaan gelijk door. Dan vergissen we ons in het pad en lopen drie kilometer voor niets (nou ja, niets is voor niets). Na het inslaan van voedsel en een ijsje lopen we toch wel weer moe, in de hitte weer verkeerd. Weer twee kilometer om. Het is al over achten als we strompelend bij de tent aankomen en ik me op het matje laat ploffen.
Een kop koffie doet wonderen en we eten een heerlijke spaghetti. We hebben voor twee dagen eten meegenomen dus dat wordt eindelijk de eerste echte rustdag. Bertie ziet een zwijnenfamilie, twee grote en 3 of 4 kleintjes het bos uitkomen op weg naar de drinkplaats bij het weiland. Als ze mij probeert te wijzen waar, zijn ze alweer opgegaan in het landschap. Na een bekertje wijn is het donker en wordt het koud, dus de slaapzak in met het vooruitzicht een gat in de dag te slapen.

De zon staat pal op de tent. Heerlijk vroeg wakker dus. Het is goed zo'n rustdag met lekker eten, drinken en niets doen. Ik werk het Dwars Floppie Handboek bij met wat nieuwe tips en haal er een paar foutjes uit. Heb ik tenminste weer wat te doen als we terug zijn bij de PC's.
Tegen de avond horen we een luid schor geblaf, waarschijnlijk een hert op weg naar de drinkplaats die de anderen waarschuwt voor onze aanwezigheid. We zien ze verder dan ook niet. Midden in de nacht een flinke onweersbui met prachtige horizontale flitsen boven de bergen, een enorme klap vlakbij en… jawel de eerste flinke regenbui.

We hadden het wekkertje op zes uur gezet, maar het is heel koud, winderig, alles is nat en het regent nog steeds. We draaien ons om en slapen verder. Als we om halfelf weer wakker worden is het nog steeds koud, maar de regen beperkt zich tot af en toe een paar druppels.
Gedver, die vieze cornflakes, dat vult niet. Als fervent muesli ontbijter eet ik al 25 jaar elke morgen een stevig ontbijt van zelfgemengde vlokken, noten, zaden, zuidvruchten, fruit en melk en heb dat ook nodig om op gang te komen. Tijdens de voettochten is dat echter puinhoop. Natuurlijk neem ik wat mee van thuis, maar dat is in een paar dagen op. Soms vind ik in een winkel een pak van dat krokante spul (ook niet lekker en veel te zoet) en ik denk terug aan een winkel in Penzance (Cornwall) waar dat geweldige winkeltje was met allemaal tonnen droogvoer. Waarom is dat niet veel meer?
In Nederland zie je dat nog wel eens bij 'buitenlandse' winkeltjes. Zo is er in Groningen een winkel waar het een feest is om binnen te gaan. Bakken met peulvruchten, kruiden, granen enzovoorts. Een heerlijke geur van eten komt je dan tegemoet. Maar nee, de mens wil plastic om zijn eten. Dan merk je tenminste niet zo dat de aardappelen stinken naar bestrijdingmiddelen, je ziet niet meer dat het biefstukje een dood hormonenbeest is.
We gaan langs La Chapelle naar het noorden. Eerst een lang stuk door het bos. De route is zeer slecht aangegeven en natuurlijk moet dat een keer mis gaan. Als we bij de afslag naar Tourtre komen lopen we verkeerd en drie kilometer om over de weg. Wat er nou precies mis is gegaan vinden we ook op de kaart niet terug. Uiteindelijk weer wat stille binnenweggetjes en we passeren Tourtre, een dorp bestaande uit een paar huizen.
Tot nu toe was het nog steeds koud, maar dan breekt de zon door en gelijk loop ik te zweten in mijn trui. Verder over een binnenweg noordwaarts naar St.Martin en Vercors en na een stukje richting Haute Plateau vinden we een plekje voor de tent. We lopen terug naar St.Martin voor inkopen, maar het winkeltje daar heeft alleen wat beschimmelde en verlepte groenten. Dat wordt aardappelpuree met een blikje doperwtjes.
Het is weer heet, met een onbewolkte hemel. Dat belooft wat bij de klim morgen en we nemen ons voor weer vroeg op te staan. We kruipen sowieso vroeg in de slaapzak want 's avonds is het bitter koud.

Als we om zes uur op staan is het 5°C. Vlug koffie zetten en ontbijten.
Poeh, wat een klim, gelukkig komt de temperatuur niet boven de 15°, maar met knikkende knieën kom ik aan op de Pas de la Sambue (1500m). Dan dalen we weer naar Correncon (1100m) en stoppen op een veldje even boven het dorp. Daar vind ik zowaar iets wat een beetje op muesli lijkt voor morgenochtend.
Hier gaan we verder de al in tegengestelde richting gelopen Tour des Quatre Montagnes langs Villard volgen om vandaar een rondje te maken van een paar dagen.

De muesli is toch weer zo'n mierzoet hondenbrokken mengsel.
Het pad naar Villard gaat gestaag omhoog, niet erg veel maar wel zwaar. Dan volgt een heftige klim en dito afdaling waarbij je de rugzak tot in je enkels voelt doordreunen en bij Méaudre ben ik kapot en op een niet zo'n leuk plekje tussen een berg omgezaagde boomstammen stoppen we met om ons heen lawaai van landbouw en wegenmonsters. Morgen maar weer snel weg.
We puzzelen wat met de route die we verder willen gaan. Een klim richting Pas de la Chevre loopt naar een, op de kaart als zwaar aangegeven afdaling. Als we dat doen en het blijkt voor ons te heftig te zijn moeten we wel heel erg omlopen of terug. We besluiten een stuk naar het zuiden af te gaan zakken.

Na de Tour 4M klimmen we naar de 1500 meter, de Gras Martel (1556m) laten we links liggen en zakken af richting Pas de la Ferriëre. Dat was wel weer genoeg voor vandaag en bij een riviertje in de buurt van Les Jarrands bouwen we ons kamp op.

Het regent een beetje en we wachten in de tent tot het wat minder wordt. Over de weg langs een woest stromende Bourne blijkt dankzij het weinige verkeer heel mooi. Een kloof met loodrechte wanden. Een overdaad aan grassen, varens en mossen tussen de bomen.
We komen langs een bruggetje over de Bourne waar aan de andere kant een pad langs de kloofhelling omhoog gaat. Een stuk kan ik het pad zien door de ijzeren bruggetjes die waarschijnlijk nog meer kloven en beken overbruggen. Waar het heen gaat? Geen idee, maar het trekt en zuigt aan me. Dan kom ik in de realiteit terug.
We hebben nog drie hartkeks (een soort noodbiscuits die mijn zoontje toen hij klein was 'Beverkaken' noemde, niet alleen omdat ze bij de buitensportwinkel Bever te koop zijn, maar ook omdat je er bevertanden van kreeg), een zakje rijst en een pakje soep. En in Valence wacht over een paar dagen de trein terug. Het wordt een te hachelijke onderneming om uit te proberen.
Aanvankelijk waren we van plan om vanaf deze weg een klim te maken naar Rencurel, maar een heel mooi plekje beneden bij de Bourne vlak voor La Balma doet ons besluiten daar vandaag en morgen te blijven (en dat is maar goed ook, blijkt later).
Als we in La Balma (in dat caféwinkeltje van de heenweg) wat boodschappen hebben gehaald, proberen we via een kortere weg aan de andere kant van de rivier terug te gaan. We zien de tent aan de overkant staan maar nergens lukt het ons de woest stromende rivier over te steken zodat we toch weer terug moeten.
We maken een vuurtje en met een flesje wijn is het weer feest.

Vandaag gaat mijn 60ste levensjaar in (sommige mensen zeggen dat ik 59 geworden ben, maar die gaan ervan uit dat mensen een jaar lang 0 zijn) en na het uitslapen kunnen we het weer niet laten. We willen een stukje gaan wandelen.
Nu had ik al het idee (en daarvoor wat van mijn spaarcentjes meegenomen) om iets extra's te halen voor deze gebeurtenis. Een taartje, iets speciaals te eten of zo. In het kleine winkeltje van La Balma was bijna niets en op de kaart ziet Rencurel er een stuk groter uit. Dus laten we alle spullen in beheer van moeder natuur en met een lege rugzak klimmen we zo'n 500 meter steil omhoog via de Tour 4M. Ook met een lege rugzak blijkt het bijna net zo zwaar te zijn. Onderweg vindt Bertie een heleboel rijpe bloemzaden, soorten die ze al eerder had gezien, maar die waren nog niet rijp. Ze verzamelt een zakje vol.
Als we in Rencurel aankomen wacht ons een verrassing. Niets, helemaal niets. Ja, huizen en een kerk, maar verder niets. Dan terug via een stukje GR9 en een plaatselijke route naar La Balma. Hebben we in ieder geval nog een flesje wijn en maar weer een blikje, want dat wat we gekocht hadden hebben we gisterenavond opgegeten.
Een stukje verder begint het te regenen. Toen we vertrokken was het warm en mooi weer dus hebben we er natuurlijk geen erg in gehad regenjassen mee te nemen. Gelukkig loopt het pad door een bos met grote bomen die het meeste regenwater opvangen en we verdubbelen onze loopsnelheid. Bij het laatste stukje afdaling gaat het stortregenen en we rennen naar het café. Van een afstandje begin ik het al te vermoeden, ik zie een neer gelaten rolluik en ja hoor, gesloten op woensdag. Op het overdekte terrasje zitten we even te balen. Wat een verjaardagsfeest. Niks niet wat extra's, we hebben zelfs niets meer te eten. Ik weet gelijk weer waarom ik mijn verjaardag nooit vier, feesten moet je elke dag als je daarvoor in de stemming bent en niet op de voorgeschreven dagen als alles tegen blijkt te zitten.
Somber lopen we als het iets droger wordt weer langs de weg naar de tent terug. Net voor we het dorpje uitlopen zien we aan de overkant van de straat een gebouwtje met gesloten gordijnen en daarnaast een grote openstaande garagedeur. In de ruimte achter die deur is een keuken met grote pannen, een fornuis en een heleboel kookgereedschappen. Op een krukje zit een vrouw met een schort voor die, als we zo naar binnen staan te loeren, opstaat en begint te rommelen met de pannen. Zou het een restaurant zijn?
We steken de straat over en kijken door de gordijnen naar binnen, tafels en stoelen, maar het is donker. Naast de deur hangt een menukaart in het Frans waar we niets uit kunnen opmaken. Toch maar even voorzichtig de deur proberen en halleluja, hij gaat open.
We staan in een zeer eenvoudig betegeld eethuis met plastic stoelen en tafels, een paar kaarsen hadden het geheel nog wat aangenaam gemaakt, maar de vrouw komt binnen en knipt een schakelaar aan. TL buizen beginnen te knipperen en de ruimte baadt in een lichtzee, maar goed we komen hier niet voor de gezelligheid.
Ze spreekt alleen maar Frans en wij heel weinig, maar op mijn gebarenvraag of we hier wat kunnen eten knikt ze heftig ja en steekt haar vingers in de lucht. Tien minuten. Geen probleem. Of we wat willen drinken. Het begint toch weer een beetje feest te lijken dus vooruit, een fles vin blanc.
Even later staat dat op tafel met daarnaast een mandje stokbrood met kruidenboter. Gretig vallen we daarop aan. Een slaperige kok schuifelt heen en weer in de keuken (die is vast voor ons wakker gemaakt), we verwachten dat nu de bestelling wordt opgenomen en bereiden ons voor op de moeilijke taak duidelijk te maken dat we vegetarisch willen eten. Maar de kok blijft maar doorrommelen. Nou ja, we hebben geen haast, het regent inmiddels weer en hier zitten we droog.
Terwijl we zo zitten te kletsen, wijn drinken en stokbroodjes eten staat er plotseling een schaal naast ons met brood, boter en plakken vlees. Waarschijnlijk hebben we niet begrepen dat ze gevraagd heeft of we een bepaald menu wilden en dat het in tien minuten klaar was. Het is ook wel logies want in Frankrijk eten mensen zo laat in de middag een kleine maaltijd en pas tegen achten kun je vaak warm eten krijgen. Gelukkig ben ik maar één keer per jaar jarig dus vooruit, we hebben eten nodig. We hebben zo'n honger dat we bijna alles opeten en ja, er zou nog wel wat bij kunnen, maar zo lukt het wel.
Dan wordt een nieuwe lading op tafel gezet. Het brood blijkt een vooraf geweest te zijn. Een berg aardappelpuree met salade en een smerig uitziend vogeltje ernaast, een kwartel vermoed ik. Ik probeer het wel hoor, maar dit gaat me te ver. Getver wat vies. De puree en de salade gaan wel naar binnen en we zijn daar nog niet mee klaar of er wordt alweer een kaasplankje met stokbrood neergezet en als we dat echt niet leeg krijgen komt er een bakje met vruchten op siroop.
Bang dat dit zo door blijft gaan vraag ik of we hierna koffie kunnen krijgen. Ja, ja, dat hoort er ook bij. Ik krijg door dat we ongewild het dagmenu hebben besteld. Propvol nemen we de rest van de wijn mee en lopen naar de tent. Het is inmiddels droog geworden en het lukt zelfs om bij een kampvuurtje de wijn verder op te drinken.
Wat een verjaardag, dat nooit meer.

De bedoeling was vandaag tot aan Choranche te lopen, maar helaas zijn ook daar geen winkels (meer?) en moeten we nog steeds via de GR9 verder naar Pont en Royans. Daar kunnen we onze noodzakelijke inkopen doen en dank zij een bakker op een bankje zelfs het beloofde taartje eten.
We lopen de stad uit en een kilometer verder naar het noordwesten stoppen we op een beetje vies plekje. Er ligt veel puinafval en erg zanderig, maar we moeten improviseren. Het is weer genoeg geweest voor vandaag en hier is wel een beekje. Er zitten veel salamanders.

Op het plekje wat Bertie als toilet gebruikt hoor ik haar gil. Ze heeft een 70 cm lange, gifgroene slang gezien en gaat gelijk ergens anders zitten. Volgens mij kan ze eigenlijk beter daar blijven, want die slang is zich natuurlijk ook rot geschrokken en hopelijk is hij niet op hetzelfde idee gekomen.
Het is bloedheet. Gelukkig hoeven we niet meer zover te lopen naar St.Nazaire waar we ergens in de buurt nog een keer moeten overnachten. Als je St.Nazaire uitloopt over de brug van de L'Isére kom je gelijk in St.Hilaire en daar moeten we morgen op de trein terug naar Valence.
Dit laatste stuk gaat over een autoweg waar het niet echt leuk lopen is, zeker niet als het zo heet is. Vlak voor St.Nazaire zie ik op de kaart een paadje een bos ingaan naar de oever van de L'Isére. Dat moet maar ons laatste kampplekje worden. Natuurlijk is dat paadje al in geen eeuwen meer gebruikt en zoeken we ons rot. Dichte stekelstruiken belemmeren elke doorgang tot het bos. Dan zie ik na steeds weer kijken en vergelijken op de kaart opeens een kleine inham in de struiken en als we een paar takken weg buigen ligt daarachter het gezochte, overwoekerde pad.
We zakken af en het lukt om bij de oever te komen. De L'Isére zelf is een vieze brede rivier, maar verder is het hier mooi en koel. We gaan in het dorp boodschappen halen en omdat uit de fonteinen nergens een druppel water komt en we ook het water van de rivier niet willen drinken, kopen we maar een paar flessen bronwater.
Het lukt nog om bij een vuurtje te eten. Dan gaat het regenen en heftig onweren. We slapen uitstekend.

Om negen uur is het droog en kunnen we op ons gemak de spullen pakken en naar St.Hilaire lopen. Om kwart over twaalf komt ons treintje eraan en een half uur later zijn we in Valence. De Thalys naar Rotterdam vertrekt om vier uur dus zitten we een tijdlang in de zon op het enorme parkeerterrein tegen een gebouwtje te soezen.
De terugreis is er weer één van een snelle saaiheid zodat we de meeste tijd indommelen. In Nederland hebben we met zoveel treinvertragingen en uitval te maken dat we over het stuk Rotterdam naar Heerenveen bijna net zolang doen als over Valence naar Rotterdam en pas heel laat zijn we thuis waar we nog lang zitten na te borrelen.

Dit schrijfblok-verhaal maakt deel uit van de bundel Lopende Levensberichten II van John Vangelis. Kijk op zijn site voor meer verhalen van zijn hand.

Voetnoten
  1. Voordat deze reis begon heb ik een McGregor rugzak van 45 liter gekocht. De enorme Bergans moest ik de laatste jaren steeds verder insnoeren. Alles past erin en deze draagt geweldig. Het model heet Chaos en dat is het wel, alles in die ene grote zak.
  2. In de Griekse mythologie de vijftig dochters van Nereus en Doris, zeenimfen.
  3. Aardschijf. Titel: Haute Plateau

Hiking-site.nl op Twitter




Share/Bookmark
homezoeken op deze sitetop van de pagina
Vertel vrienden over deze pagina

Laatste wijziging: 16-04-2024

Hiking-site.nl is een site voor actieve buitensporters, wandelaars en hikers die op zoek zijn naar informatie over materiaal, routes, navigatie, EHBO, tips en tricks, avontuur, wandelen, outdoor en buitensporten. Nieuw op deze site?
Lees dan eerst eens rustig deze pagina met informatie over Hiking-site.nl!
[home] [linken naar Hiking-site.nl] [adverteren op Hiking-site.nl]
"; } if(lC>2400) { rightAd3.innerHTML = "
"; }