GR 107: Sur les traces des Carthares
Al een geruime tijd stond deze route op mijn lijstje. Volgens mij ideaal voor iemand die een eerste keer met de bergen wil kennis maken via een serieuze trektocht. Veel afwisseling in de landschappen, er wordt rustig opgebouwd (pas op de 3e dag stijg je boven de 1000 m), je komt regelmatig dorpjes tegen en het hoogste punt is 2600 m dus ondanks enkele pittige beklimmingen wordt het nooit extreem zwaar.
Met Stijn had ik omstreeks maart/april 2008 een gelijkgestemde ziel gevonden die ook nog niet al teveel ervaring had. Na een paar geslaagde voorbereidingstochtjes in de Ardennen eind juli vertrokken we dan redelijk chaotisch naar het mooie weer.
31 juli (Foix-Leychert)
Na een bewogen heenreis (datum vergist, tickets verloren, nieuwe tickets moeten kopen, trein vertraging, …) staan we omstreeks 09:30u toch op het perron in Foix in een aangenaam zonnetje. We besluiten nog wat voorraden in te slaan voor we aan het echte werk beginnen. Na een typisch Frans ontbijt (stokbrood en pain du chocolat) hijsen we onze rugzakken op en vragen ons vertwijfeld af moeten we hier nog twee weken mee verder? Ondanks de waarschuwingen van de lesgevers op de hikingcursus en internetfora wogen ze waarschijnlijk dik 30 kg.
De eerste klim is al direct een serieuze slag van de hamer: redelijk tot zeer steil omhoog en ondertussen is de temperatuur ook flink de hoogte ingegaan in vergelijking met de temperatuur in Brussel. We zwoegen naar boven met de tong op de schoenen en zweet dat in stromen van ons lichaam loopt. Na een kleine pauze waarbij we even op adem komen en wat drinken gaan we verder en bereiken dan het topje waarbij we getrakteerd worden op een uitzicht over Foix. Het landschap verschilt nog niet zoveel met onze eigenste Ardennen eigenlijk, we wandelen door weiden, smalle bosweggetjes onder de brandende zon. Volgens mijn hoogtemeter is het 24° C, maar naar ons gevoel is dat toch wel een onderschatting. We passeren de Col Porte-Pa (793m) en doorkruisen een bos via een ietwat saaie grindweg tot aan de Pas de Falcou. Het is dan al half vier en we zijn blij dat het laatste deel van de etappe eraan komt. We zien in de verte de eerste toppen van de ‘echte’ Pyreneeën liggen en voelen ons verheugd, binnen een paar dagen zitten we daar middenin!
Als we tegen vijf uur huizen zien verschijnen, denken we blij dat we Roquefixade al hebben bereikt. We vullen onze waterzakken en verlaten het dorp om op zoek te gaan naar een bivakplekje. De GR markeringen lijken niet meer te kloppen en even later zien we ook waarom: we zijn helemaal nog niet in Roquefixade maar in Leychert (het dorpje ervoor). Dat is wel een stevige domper want met 5.5 kg water op onze rug gaan we geen uur meer stappen. Als we een geschikte wei tegenkomen aarzelen we niet en besluiten er voor vandaag mee op te houden. Wel jammer want we hadden graag aan de ruïne van Roquefixade gebivakkeerd.
1 augustus (Leychert – Montségur)
We staan vroeg op om voor de warmte op weg te zijn ook al is het maar een korte dag vandaag. Maar het is grijs en bewolkt dus heel warm zal het vandaag wel niet worden. Na het ontbijt met stokbrood en kaas (we zijn tenslotte in Frankrijk) zijn we op weg om 20 minuten later in het centrum van Roquefixade aan te komen. We komen weer een monument tegen voor de gesneuvelden van WO I . Dit is het derde al dat we tegenkomen. In de verte zien we ons eindpunt van vandaag al liggen: het kasteel (of liever wat ervan overblijft) van Montségur. De ochtend is aangenaam lopen eerst over een veldweggetje om dan het bos in te duiken. Buiten een plaatselijke bewoner die zijn hond uitlaat zijn we nog niemand tegengekomen. Het is genieten van de rust en stilte en zo gaat de voormiddag snel voorbij. Tegen de middag komen we aan in Montferrier. Vanaf hier is het nog maar een dik uur stappen dus we besluiten een ruime middagpauze te houden. Een modderig pad tussen de velden leid ons weer het bos in waar we geleidelijk hoogte winnen. Na een uurtje komen we aan een asfaltweg en zien we ineens het kasteel hoog boven ons uittorenen, weliswaar gedeeltelijk in de mist. We dalen af naar het centrum van Montségur en zoeken de camping (asfaltweg naar beneden volgen). Het is nog vroeg dus na het opzetten van de tenten bezoeken we het museum en drinken iets op een terrasje. Het begint dan echter te miezeren dus we gaan maar terug naar de camping om te eten, douchen en vroeg in onze slaapzak te kruipen.
2 augustus (Montségur – Col de Balagues)
Er was ons beter weer beloofd door de (Vlaamse!) campinguitbaatster en ze lijkt al snel gelijk te krijgen. We zien al stukjes blauwe lucht door het mistdeken dat nog over de vallei hangt. We komen nog twee landgenoten tegen die ons de weg vragen, maar ze doen het wel iets sneller. Ze moeten binnen de 7 dagen in Berga zijn. Zelfs zonder tent betekent dit meer dan 30 km per dag wat toch geen kattenpis is. Een kwartiertje later zijn we ook op weg en mogen we direct weer de kuiten insmeren voor een pittig klimmetje. Boven op de coll du Liam aangekomen bemerk ik een teek in mijn elleboogholte. Met de tekenlasso heb ik de smeerlap er zeer snel uit. Handig instrumentje zo’n tekenlasso. We lopen verder door het bos en als we dat na een uurtje verlaten en in Pelail aankomen is het stralend weer. We lopen over een lange rechte asfaltweg en zijn dan ook blij als die na een uurtje overgaat in een smal grindpadje. Het gaat nu stevig omhoog door de Gorges de Frau. Het is zondag en dat is duidelijk te merken, veel dagjestoeristen die verwonderd naar onze grote rugzakken kijken. Het is behoorlijk warm en we zijn dan ook blij als we rond de middag Comus bereiken en onze waterzakken kunnen bijvullen bij het middagmaal. Het toerbrood volgens Ivo (van www.hiking-info.net) is inderdaad beter dan het traditionele recept. Het ziet er niet uit, maar is heel lekker. De middag verloopt volgens hetzelfde stramien als de eerste dag: door de brandende zon via veldweggetjes passeren we mooie dorpjes.
In Montaillou vullen we voor de laatste keer deze dag water bij om aan de laatste klim van de dag te beginnen. We lopen zoveel mogelijk in de schaduw want het is ondanks de late namiddag nog steeds behoorlijk warm. We passeren nog een familie die met een ezel op tocht is en komen om 18:00u boven op de Col de Balagues (1669m). We staan verbaasd te kijken naar het majestueuze uitzicht dat zich voor ons ontvouwd. Ineens zitten we midden in het gebergte: zover onze ogen reiken zien we alleen maar ruige, prachtige groene bergen en beneden klinkt het welbekende geklingel van koeienbellen. We besluiten te koken op het topje waar we een prachtig uitzicht hebben en worden er een beetje stil van. Ik zie nog een grote vogel majestueus drijvend op de lucht en vraag me af of het een gier of roofvogel is, maar hij is te ver weg om een duidelijk beeld van het dier te krijgen.
’S Avonds genieten we nog van een prachtige zonsondergang om voldaan in ons tentje te kruipen.
3 augustus (Col des Balagues – Col de joux)
We worden gewekt door dezelfde koeienbellen als waarmee we gisteren zijn gaan slapen. Als ik mijn hoofd uit de tent steek zie ik net het laatste van de mooie zonsopgang. Er dient zich weer een prachtige warme dag aan. De omliggen bergen baden in het mooie ochtendlicht als we vertrekken. We dalen af en banen ons een weg door de koeien die verschrikt wegspringen als we te dichtbij komen. We lopen een uurtje over een brede horizontale grindweg en komen dan aan de Refuge Chioula. We vullen onze waterzakken weer bij en gaan verder, maar even later voel ik (letterlijk) nattigheid. Ik controleer mijn rugzak en bemerk al snel de oorzaak waterzak niet goed afgesloten. Gelukkig is er niet al te veel uitgelopen en met dit weer is alles toch direct terug droog.
We schieten goed op en na de ‘beklimming’ van Roc de l’Orry dalen we af via een rotsachtig pad tot in Sorgeat. In Sorgeat is het blijkbaar dorpsfeest en hangt er een gezellig sfeertje. We stappen echter verder want we hebben nog een flinke afstand af te leggen. We komen meer wandelaars tegen waaronder vooral families met ezels. Dit is blijkbaar een formule die hier vrij populair is. Al snel bereiken we Ascou wat een mooi bergdorpje is met overal kraantjes waar heerlijk koud water uitkomt. In Orgeix houden we middagpauze aan het riviertje waar nog mensen zitten te genieten van het mooie weer.
Tegen half drie vertrekken we voor het zwaartepunt van de dag: de beklimming van Col de joux: 900 m in één ruk naar boven. Het is een vrij saaie beklimming over een asfaltweg tussen de bomen dus heel veel uitzicht zie je niet. Het laatste deel is gelukkig mooier de asfaltweg wordt omgeruild voor een graspad. We worden toch wel moe: het tempo zakt wat en er wordt haast geen woord meer gezegd. Ik zit in mijn hoofd oude kinderliedjes te zingen om het tempo erin te houden. Als we eindelijk uit het bos komen en het bordje zien met Col de joux (1702m) is het alle moeite waard geweest. Dachten we gisteren dat het prachtig was, hebben we vandaag een nog mooier uitzicht. Bovendien is de gezellige cabane nog helemaal leeg zodat we geen tent hoeven op te zetten.
We zetten een tafeltje en twee stoelen buiten en genieten van de avond. Dit is toch echt vakantie, je snapt niet dat mensen dure hotels betalen als je dit gratis en voor niks kunt krijgen. We gaan morgen vroeg slapen want dan staat het zwaarste deel op het programma: de variante over de GR 10 naar Refuge des Bésines.
4 augustus (Col de joux – Refuge des Bésines)
Vandaag staat de koninginnenetappe op het programma: de variante over de GR 10 naar Refuge de Bésines. We vertrekken daarom iets vroeger en dankzij de overnachting in de cabane hoeven we geen tenten af te breken wat ons al wat tijdswinst oplevert. De koeien hebben het wandelpad weer opgeëist maar wijken snel als we eraan komen. We moeten nog een klein stukje klimmen om dan via een dennenbos af te dalen. Ver beneden zien we Mèrens-le-val al liggen onze eerste stop voor vandaag. We dalen in één ruk bijna 800 meter en voelen dat duidelijk in de knieën. Ik ben blij dat ik wandelstokken heb aangeschaft, want weet niet of ik het zonder wel gehaald zou hebben.
Als we om half tien in Mèrens-du-Haut aankomen doen we strootje trek wie er naar het dorp moet om inkopen te doen. Stijn verliest en ik nestel me behaaglijk op het bankje in de zon terwijl ik de capriolen van een salamander volg die voor mijn neus voorbij kruipt. Na een half uurtje is Stijn terug en beginnen we aan de zwaarste klim van de hele tocht 1200m omhoog naar de Porteille des Bésines.
Het begin doet ons al direct naar adem happen, dit is duidelijk andere koek. De voorbije dagen waren maar opwarming vergeleken bij wat we nu voor de voeten geworpen krijgen. Dankbaar gebruik makend van elk stukje schaduw, klimmen we verder. We komen nog voorbij stinkende bronnetjes. Blijkbaar is het goed voor de huid, maar ik ga er toch niet inzitten. Het pad loopt een hele tijd langs de Ariège en wordt dan iets minder steil. We houden middagmaal op een grote steen; het stokbrood met kaas en worst gaat vlot naar binnen.
We klimmen verder terwijl we onderweg regelmatig stilstaan en vol bewondering de omgeving in ons opnemen. Dit zijn de echte Pyreneeën, we voelen ons maar klein vergeleken bij die granieten reuzen die op ons neerkijken. Stijn gaat vlot naar boven, maar bij mij verloopt het iets moeizamer. Om vier uur bereiken we de Porteille des Bésines (2333m). We kijken voldaan rond en staan echt aan een poort. Het landschap voor ons verschilt helemaal met dat waar we net zijn doorgetrokken.
Boven ons beginnen donkere wolken samen te pakken en we besluiten de afdaling maar snel in te zetten. De vallei lijkt wel een decorstuk uit The Lord Of The Rings; zo groen en dooradert met beekjes. In de verte zien we een wegspringende marmot, maar even later horen we gerommel en voelen we de eerste druppels uit de lucht vallen. We doen onze regenjassen aan maar de echte bui volgt niet. Even later zien we het dak opdoemen van de refuge en zijn we blij als we onze rugzakken kunnen afdoen. Een uurtje later barst het onweer dan toch in alle hevigheid los. We prijzen ons gelukkig dat we binnenzitten en verbroederen met de andere gasten.
5 augustus ( Refuge des Bésines – Porte Puymorens)
Na de zware etappe van gisteren blijven we iets langer liggen en zijn dan ook ruim de laatste die vertrekken. De Coma d’Anyell is wel hoger, maar de klim is niet zo lang als die naar de Porteille des Bésines. Het landschap na de refuge is wondermooi en we krijgen al haast spijt dat we hier niet gebivakkeerd hebben. Ondanks het vroege uur brandt de zon al hevig. Hoe hoger we komen hoe ruiger het terrein wordt. We moeten geregeld over blokkenvelden kruipen om de dikke GR 10 strepen te kunnen blijven volgen. Na een hele tijd vergezeld geweest te zijn van het beekje Coma d’anguel verlaten we het op ongeveer 2200m en klimmen verder. De begroeiing wordt wilder en schaarser en komen zelfs nog een sneeuwveldje tegen. Het heeft toch iets surrealistisch sneeuw tegenkomen als het 25° C warm is. Het laatste stukje naar de top moeten we van de ene blok op de andere springen. Ik zou dit toch niet graag in de andere richting doen. Een euforisch gevoel overvalt ons als we de top bereiken we staan op 2490 m en kijken neer op het meer van Lanoux. Daar moeten we naartoe! We blijven niet te lang want het is op de top behoorlijk winderig en fris, het is duidelijk dat je hier een flink stuk hoger zit.
Aan een beekje willen we stoppen om wat te drinken, maar het water heeft volgens Stijn een vieze smaak. Ik kijk op de kaart en zie dat het beekje van een meertje komt. We besluiten dan maar verder te gaan en geen risico’s te nemen, geplaagde darmen is niet iets wat we nu kunnen gebruiken. We dalen verder af tot aan de Cabane de Rozet aan het begin (of einde) van het meer van Lanoux. Wat verderop staat een knal oranje tentje niet ver van de oever. Inderdaad een mooi plekje om je tentje te zetten al zal het meer wel behoorlijk koud zijn om in te gaan zwemmen. We houden middagpauze en kijken bedenkelijk naar de lucht: er hangen weer heel wat wolken maar ze zien er voorlopig nog vrij onschuldig uit.
We zitten nog maar in de helft van onze dag qua afstand en verhogen dus het tempo een beetje. Het landschap is hier veel ruiger en desolater, ik begin te begrijpen waarom verschillende mensen het over de confrontatie met jezelf hebben als wanneer de Ariège ter sprake komt. Dit is geen gebied waar je lichtzinnig over moet gaan zoals Ton Joosten het zeer treffend verwoord. We denken de Pic de Carlit in de verte te zien, maar zijn niet helemaal zeker. Even later is mijn water op, bij het vullen plof ik mijn rugzak in een nog vrij verse paardendrol. Vloekend probeer ik te redden wat er te redden valt terwijl Stijn (uiteraard) kreupel van het lachen ligt. Ik probeer zo goed als het gaat de donkere vlek weg te poetsen en gaan dan verder. Aan de ruïne van Abri de Guimbarde raken we in de war van de streepjes (er kruisen hier drie GR paden) maar het nogal duidelijk welke kant we op moeten.
De afdaling naar Porté – Puymorens is lang, maar gaat vrij vlot. We komen de Mérense paarden tegen die evenals de koeien bellen om hebben. Op het laatste leggen we ons zo’n tempo op dat we iedereen voorbij stuiven. De voorbije dagen hebben onze conditie zeker goed gedaan. In Porté – Puymorens trakeren we ons eerst op een ijsje voor we op zoek gaan naar de camping. De camping is zeker een aanrader, goedkoop en zalig propere douches waarvan je zoveel gebruik moogt maken als je wilt.
6 augustus (rustdag)
Omdat dit onze eerste echt serieuze tocht was, hebben we besloten een rustdag in te lassen om wat te recupereren van de inspanningen. Achteraf gezien was dit niet nodig en hebben we ons stierlijk verveeld maar zoiets weet je natuurlijk nooit op voorrand.
7 augustus ( Porté – Puymorens – Cabana d’ Esparver)
We staan vroeg op omdat we snel willen vertrekken. Vandaag steken we de grens over en bereiken we het hoogste punt van de route. We worden echter opgeschrikt door een sirene die door heel het dorp loeit. Lawinealarm denken we eerst, maar dat lijkt ons nogal sterk in de zomer. Na met de campinguitbaatster gesproken te hebben blijkt het om een bosbrand te gaan. Ondertussen is de lucht bijna zwart geworden van de wolken (die niets met de brand te maken hebben) en we beginnen te twijfelen of het wel verstandig is om te vertrekken. Als we de campinguitbaatster vertellen dat we naar de Portella Blanca willen is haar korte maar duidelijke antwoord: that would be the worst place to be at this moment. Wat nu gedaan? Een stuk van de route afsnijden met bus of trein is niet zo simpel.
Na een uurtje gewacht te hebben zijn alle donkere wolken echter voorbij gedreven en besluiten we het er toch op te wagen. Een kwartier later wandelen we al terug in een aangenaam zonnetje. Het cliché dat het weer veranderlijk is in de bergen wordt nog maar eens ondersteund. Als we door Porta zijn gegaan beginnen we aan de 9 km lange klim naar het hoogste punt van de route en de grens met Spanje. Het pad waar we op lopen ligt vol met losse stenen en het is opletten om je enkel niet om te slaan. We stijgen hoger en lopen weer in een echt berglandschap.
We passeren een cabane waar een hele groep uitkomt. Wat verder besluiten we middagpauze te houden en tegen het einde komt de groep ons voorbij. We verslikken ons bijna in het stokbrood want het is een bont allegaartje dat voorbij komt. Sommigen lijken wel weggelopen uit een foute optocht; vrouwen in tijgerlegging met een veel te klein rugzakje en op simpele sportschoenen met een gezicht op onweer. De gids vraagt vanwaar we komen en blijkt zelfs de verschillen tussen Vlamingen en Walen te kennen. Een kwartiertje later is onze lunch gedaan en gaan we ook op pad. Al snel halen we de groep in en als ze onze rugzakken zien trekken ze allemaal grote ogen. Ik dacht dat dit wel een vertrouwd beeld was in de Pyreneeën, maar dat is blijkbaar toch niet zo. Nu hebben wij ook nog niet zo veel hikers met grote rugzakken tegengekomen. De meeste wandelaars hadden allemaal kleine dagrugzakjes bij en we hadden al eens lachend opgemerkt dat we blijkbaar de enigste zotten zijn met zo’n grote rugzak.
We passeren twee meertjes met de toepasselijke namen Lac Petit en Lac Gros waarvan het kleinste praktisch helemaal uitgedroogd is. We stijgen verder en genieten van het natuurschoon. De vallei van Campcardos is één van de mooiste stukken op de hele route. We bereiken de top rond half vier. Na de nodige fotos naast het bordje (2511m) verlaten we het winderige plekje weer en wandelen verder over Spaans grondgebied.
We blijven evenwijdig lopen met een riviertje dat duidelijk dienst doet als bad/wc voor de koeien. Verschillende keren wisselen we van oever gedurende de afdaling. Een uurtje later komen we aan het kruispunt van de GR 107 en de GR 11. De cabana des Esparvers ligt goed verstopt, maar na even zoeken vinden we ze toch. Ze is wel van beduidend mindere kwaliteit als die van Col de Joux dus zetten we de tent maar op. We zijn benieuwd naar de temperatuur van deze nacht want tenslotte is het de eerste keer dat we op 2000 m overnachten. De muggen doen ons snel in onze slaapzak kruipen zodat we niet van de zonsondergang kunnen genieten.
8 augustus (Cabana des Esparvers – grens nationaal park Cadi-Moxeiro)
Van enige koude deze nacht hebben niet veel gemerkt ofwel hebben we gewoon een hele goeie slaapzak. Om negen uur zijn we op weg en dalen we verder langs de Llosa over een rotsachtig pad. We komen wat mensen tegen en verbazen ons erover dat er zo vroeg al volk op pad is. Even later zien we echter een paar jeeps staan en begrijpen we waar onze passanten zo vroeg vandaan kwamen. We passeren een oud douane hokje dat ons er weer op wijst dat er hier vroeger wel wat gesmokkeld werd.
Het is en rustig en aangenaam wandelen als we in de verte de Cadi zien opdoemen. De muur van graniet ziet er ondanks de afstand toch vrij indrukwekkend uit. Het landschap verandert snel en het ruige hooggebergte maakt plaats voor iets gemoedelijker heuvellandschap. Na de middagpauze wordt het traject stukken minder interessant: lange stukken over asfalt in de broeierige hitte. In Prullans gaat Stijn tijdens de siësta op zoek naar een winkeltje en ik val dan ook om van verbazing als hij met twee flesjes Fanta en twee ijsjes terugkomt. De man die het dorpspleintje aan het vegen is steekt speciaal voor ons de fontein aan en probeert een gesprek aan te knopen. Ons Spaans is echter zo rampzalig dat dit moeilijk blijkt. We komen te weten dat de man nog vrachtwagenchauffeur is geweest en hij weet zelfs Antwerpen liggen maar daar blijft het dan ook bij.
De weg naar Bellver de Cerdanya is ook niet bijster interessant, maar het dorpje is dat gelukkig wel. We pikken nog een deel van de openingsceremonie van de Olympische Spelen mee als we in een cafeetje iets drinken. Ik loop nog een vervelende wespensteek op maar al bij al valt het allemaal nog wel mee. Om vijf uur gaan de winkeltjes terug open en slaan we nog wat voorraad in voor we op zoek gaan naar een bivakplekje. Iets voor de grens van het nationaal park Cadi-Moxeiro vinden we een geschikte wei om ons tent op te zetten.
9 augustus (grens nationaal park Cadi-Moxeiro – Refuge Sante Jordi)
Omdat we nog een dag over hebben en liever niet in het nationaal park willen bivakkeren uit vrees voor boetes besluiten we ons routeschema aan te passen. Door die aanpassing hebben we vanaf nu vrij relaxte dagen. Dagen van maximum zes stapuren, maken het natuurlijk allemaal iets eenvoudiger. We wandelen na een klein half uurtje het nationaal park binnen na een snel ontbijt genoten te hebben. Aan een bronnetje vullen we onze waterzak bij met fris water tot we het bordje zien met agua no clorada. Ons Spaans is erbarmelijk dus we vragen ons af wat er nu net staat. Volgens mij is het wel drinkbaar, maar echt zeker zijn we toch niet. Even later komen we twee mountainbikers tegen ons geruststellen dat het wel degelijk drinkbaar is.
Op weg naar refuge Cortals komen we een oudere Spanjaard tegen waarmee we een praatje (in het engels) maken. Hij gaat ontbijten in de refuge om dan terug naar het dorp te keren. Toch een prettige manier om je oude dag door te brengen. Aan de refuge vinden we hem dan ook aan het ontbijt en het ziet er zo lekker uit dat we zijn voorbeeld volgen: de omelet met boerenbrood gaat vlot binnen. De refuge is een van de gezelligste die we al zijn tegengekomen en we hebben spijt dat we hier niet kunnen overnachten. Na de refuge besluiten we op aanraden van Luc (een bekende op het forum) van de GR 107 af te wijken en de Coll de Dental mee te pikken. We denken de GR 150 te volgen maar aan het einde van het pad komen we toch weer een wegwijzer tegen van de GR 107. Blijkbaar een variante die niet in de topogids staat. We besluiten dan maar terug te keren en de route gewoon verder te volgen want ondertussen hebben we wel wat tijd verloren.
Aan de refuge Cortals nemen we dan terug het hoofdtracé richting Coll de Pendis en worden direct weer getrakteerd op een klimmetje om u tegen te zeggen. Gelukkig staan er veel bomen naast het pad zodat je je geregeld kan optrekken want geen overbodige luxe is. Als we een topje met een prachtig uitzicht bereiken denken we (weeral) dat we er al zijn, maar zien al snel onze fout weer in. We komen nog voorbij een groot koeienskelet en bereiken dan de echte Coll de Pendis (1800m). Aan het bordje staat een aanhangwagen vastgeketend. Hoe die hierboven is geraakt en wie daarvoor verantwoordelijk is geweest is niet duidelijk, maar de mens verdient toch wel respect. De smalle en steile paadjes lenen zich niet echt voor brede voertuigen. We dalen af en komen zo aan de Refuge Sante Jordi, die niet echt aan de charme en schoonheid van de refuge Cortals kan tippen, maar het eten is wel zeer lekker.
Stijn heeft ’s nachts veel last van de stinkende scheten van onze onderbuur, maar ik slaap door alles door.
10 augustus (Refuge Sante Jordi – Refuge Mare de Dieu de Gresolet)
Vandaag wandelen we naar de refuge van Luc. Na maanden van over en weer mailen en gesprekken op het forum ben ik wel nieuwsgierig naar zijn verhalen. Het is toch wel wat om alles achter te laten in België en hier een refuge uit te baten. We gaan weer proberen een alternatief te vinden voor de route want volgens Luc is het traject naar Baga niet echt de moeite (asfalt). We hopen meer geluk te hebben dan vorige keer, maar al snel vinden we het pad dat Luc ons beschreven heeft. We duiken de vallei in van het beekje met de welklinkende naam Torrente del Forat. Het is een zeer goeie tip want dit vormt mee een van de hoogtepunten van onze tocht. Het pad springt van de ene op de andere oever en baant zich een weg door de vallei. Vaak moeten we gewoon door het riviertje en lijkt het wel of we canyoning aan het doen zijn. We komen verschillende watervalletjes tegen en moeten ons bedwingen om er niet in te duiken. Het is weer zondag en er is dan ook weer veel volk op pad.
Als we de bron van Nostaa bereiken besluiten we weer middagpauze te houden. Het is warm en we hebben tenslotte nog tijd genoeg. De auto’s blijven ons evenwel voorbijrazen alsof we niet in een natuurgebied lopen. We komen tot de constatering dat we in het nationaal park al meer auto’s gezien hebben dan op onze hele route tot nu toe (volgens Luc komt dat omdat het nationaal park eigenlijk privé grond is). De GR leidt ons verder over een brede grindweg en we zijn dan ook blij als de GR streepjes ons het bos insturen. We blijven deze weg bosweg volgen gedurende een half uurtje. Als we een pijl tegenkomen die zegt dat de Coll de Bena (1460m) nog 3 km is, zakt de moed ons een beetje in de schoenen, we dachten dat we er al bijna waren. Het pad slingert zich langs de flank van de berg en gaat op en neer. Nu weer wat stijgen dan weer wat dalen zo win je natuurlijk niet veel hoogtemeters. We worden wel getrakteerd op mooie uitzichten op de omliggende bergen, maar de lengte van het pad begint wel te wegen. Als we uiteindelijk aan een bronnetje komen en boven ons een parking zien slaken we een zucht van verlichting. We rusten even uit en stappen dan verder het laatste deel over een betonnen weg naar de Coll de la Balma (1580m)
Als we die bereiken is het nog een klein half uurtje afdalen naar de refuge van Luc. We dalen af over een stoffige slingerende grindweg, maar blijkbaar bestaat er een mooier bospad. We zien nu voor het eerst de Pedraforca (2497 m) in volle glorie (een begrip in deze streek). Als we aan de refuge Gresolet komen valt onze mond open. De refuge is een oud klooster met kerk weliswaar zonder elektriciteit maar de plek ademt echt geschiedenis en authenciteit uit en is bovendien prachtig gelegen. De binnentuin staat vol met wilde bloemen en kruiden en lijkt weggelopen uit een oude sprookjesfilm. De ontvangst is zeer hartelijk en we wisselen verhalen uit van onze tocht tot hiertoe en de situatie in België.
Aangezien wij de enige gasten zijn mogen we kiezen uit twee van de 60 bedden en krijgen we een avondmaal waar we nog de rest van de tocht op zouden kunnen teren als we wilden. ’S Avonds genieten we nog van een lekker Belgisch biertje en het zicht op de top van de Pedraforca die gedeeltelijk in de wolken ligt. Voor diegene die ooit eens in de buurt zijn, het is een echte aanrader en doe Luc de groeten van mij.
11 augustus (Refuge Gresolet – Coll de portret)
Na een heerlijke nachtrust en een uitgebreid ontbijt verlaten we met spijt in het hart de oase van rust om weer in het ritme van de voorbije dagen te verzeilen. We besluiten om weer wat van de route af te wijken omdat er in Saldes ook een winkeltje is en het dus niet nodig is om de omweg naar Gosòl te maken. Het bospad loopt langs de flanken en kronkelt weer omhoog en omlaag. De Pedraforca hangt nog steeds in de wolken en het ziet er niet naar uit dat dit op deze grijze dag nog zal veranderen. Tegen de middag komen we voorbij het kasteel van Salders en zien we de eerste huizen opdoemen. We worden direct ‘begroet’ door een wild blaffende hond. Hij bijt nog net niet naar onze enkels, maar veel scheelt het toch niet. Welkom in de beschaving noemen ze dat dan. In Saldes bezoeken we het plaatselijk winkeltje en bevoorraden ons voor de laatste keer. Ons alternatief brengt wel me zich mee dat we een stukje over de drukke B-400 moeten. Maar dit is de enige manier om terug op de GR te geraken dus nemen we dat maar voor lief. Al bij al valt het nog goed mee (in het nationaal park kwamen we meer verkeer tegen) en na een half uurtje staan we al terug op de GR en komen we aan het punt waar de GR splitst. Je kunt kiezen tussen een traject langs Peguara via de Coll de Portret of je kunt langs Bonner gaan om Perguara te bereiken.
Wij opteren voor het eerste om zo ons laatste bivak op hoogte te kunnen doen. Het gaat direct weer stevig omhoog en we hebben al bijna spijt van onze keuze. We stijgen ongeveer 100 m per km dus het gaat flink omhoog. Na een uur klimmen passeren we net een beekje als ik mijn laatste druppel water drink. Ik vul dan ook meteen bij, want we weten niet of we nog veel bronnetjes gaan tegenkomen. Het weer is ondertussen ook weer flink betrokken en even later vallen de eerste druppels uit de lucht. Als we een klein kwartier later de top bereiken (dat vermoeden we toch want er is nergens een bord of wegwijzer te bespeuren) besluiten we snel de tenten op te zetten, want de wolken dreigen en er staat een stevige wind.
Even later valt er een korte maar stevige bui uit de lucht zodat we alleen de buitentent opzetten en daar al het materiaal onder leggen. De bui is echter even snel gedaan als ze opgekomen is en we kunnen dus rustig aan ons avondmaal beginnen. Ineens krijgen we echter bezoek van een Spaanse man we vermoeden de eigenaar van de koeien. Hij begint een hele uitleg tegen ons maar we verstaan geen woord van wat hij zegt. Hij heeft het over de koeien en slapen zover zijn we, maar al de rest blijft onduidelijk. We proberen Frans en Engels maar dat spreekt hij blijkbaar niet. Tenslotte besluiten we hem maar te negeren en na nog een kwartier rond onze tenten rondgehangen te hebben gaat hij weg.
Door het slechte weer kruipen we vroeg in de slaapzak. Morgen is het de laatste volledige dag stappen dus we willen toch uitgerust zijn.
12 augustus (Coll de Portretv – Espinalbet)
Als we ’s morgens vroeg ontwaken staan de koeien wel heel dicht. Ze zijn duidelijk niet zo schichtig als hun Franse collega’s. We pakken zo snel mogelijk in en ontbijten in speed tempo. Als ik even water ga halen blijkt één van de koeien een leeg blikje Fanta en een leeg droogvoerzakje naar binnen gewerkt te hebben. We vragen ons af hoe dat er ooit uit de vier magen van dat beest gaat komen. Met de boer van gisteravond in het achterhoofd besluiten we daar niet op te gaan wachten en snel te vertrekken.
Het gaat direct stevig naar boven over een zeer smal rotsachtig pad. Links rijst er een granieten muur naast ons op en rechts gaapt een diepe ravijn. Hier zou ik toch niet graag mijn evenwicht verliezen bedenk ik me, want het zou weleens het laatste kunnen zijn wat ik dan doe. We passeren nog een aantal Spanjaarden die van de andere kant komen en warempel een grote rugzak aanhebben. Na de klim volgt een helse afdaling: zeer steil en over losliggende stenen. Ik schuif een paar keer uit en een paar stevige Antwerpse vloeken schallen door de lucht. Geleidelijk aan daalt het pad iets gemoedelijker en lopen we door meer begroeiing.
Omstreeks 10 uur passeren we een ruïne. Volgens de tijdsaanduiding in de topogids zouden we nu al in Peguara moeten zijn, maar dat is toch wel heel optimistisch (zeker met die steile afdaling in het achterhoofd). Aan Font de Bruscia houden we een kleine pauze waarbij we nog wat eten en drinken om dan in een laatste rechte lijn naar Perguara te stappen. Daar aangekomen blijkt Perguara een uitgestorven dorp te zijn met als enige bewoners de bekende koeien. We stappen verder en na onze waterzak weer gevuld te hebben met ijskoud water lopen we over een stoffige weg richting een bos. Buiten twee mountainbikers komen we niemand tegen. Het lijkt hier echt wel een uitgestorven streek te zijn. Na een kleine tunnel doorgelopen te hebben houden halt voor het middagmaal.: stokbrood met champignonsoep. Ondanks het gebrek aan goed keukenmateriaal proberen we er het beste van te maken en smaken doet het alleszins.
Na de middag zetten we koers naar Casanova del Aguires wat vroeger ook een refuge was. Heel ver beneden zien we het blauw van het stuwmeer van Berga al blinken. Aan Casanova del Aguires blijven we iets langer pauzeren omdat het vanaf hier niet meer ver is tot onze eindhalte voor vandaag, Espinalbet. Een refuge is Casanova del Aguires duidelijk niet meer, maar wat het dan wel is daar raken we niet helemaal uit wijs. Een privéverblijf denkt Stijn en ik volgens mij is het wel zoiets.
Er volgt nog een stevige klim door het bos en Stijn heeft het moeilijk. Normaal is hij altijd de snelste klimmer van ons twee, maar vandaag zijn de rollen omgedraaid. Als we boven aan de Collet d’Orell komen beseffen we dat we al meer dan 180 km gestapt hebben sinds Foix. Toch wel een stevige prestatie voor een eerste keer vinden we van onszelf. De kilometers beginnen nu stilaan toch wel wat te wegen. Na een bocht zien we ineens het klooster van Queralt liggen het historische einde van de route. Beneden in de verte zien we dan ook het echte eindpunt van de tocht: Berga. Met het einde nu letterlijk in zicht lopen we vlot naar beneden waarbij we bijna de markeringen te missen. In Espinalbet is wel een camping maar niet echt interessant voor hikers. Al kiezel wat de klok slaat en vrij onvriendelijk personeel, de douche maakt echter veel goed.
13 augustus (Espinalbet – Berga)
Aangezien het toch maar een halve dag is blijven we weer iets langer liggen, tenslotte is het onze laatste echte dag. We wandelen een klein stukje langs de grote baan en slaan dan een smal bospadje in. We komen voorbij een paar mooie huizen waar de waakhonden de bewoners wakker maken. De honden hier zijn toch wel behoorlijk agressief. Er staan nog twee klimmetjes op het programma maar onze kuitspieren zijn nu zo getraind dat die geen probleem meer vormen. Het laatste stukje naar Queralt doen we zelfs al lopend. De twee oudere mannen kijken ons verbaasd aan als we voorbij komen gespurt. Je merkt wel duidelijk dat dit een toeristische trekpleister is. Mooi aangelegde weggetjes met kiezel, houten plankjes en leuning.
Op de binnenplaats van het klooster staat een erepaal van het wandelpad maar helaas mijn batterijen zijn net leeg. Ik kan me wel voor de kop slaan en Stijn heeft er weer alle plezier in uiteraard. Heel de afdaling naar Berga loopt hij mij te jennen maar ach het is tenslotte maar een stomme paal. Die herinneringen zitten in mijn geheugen daar heb ik zelfs geen foto’s voor nodig. De afdaling naar Berga heeft wel iets weg van de kruisweg het pad komt geregeld voorbij kapelletjes en kruistekens en de vele trappen zijn een marteling voor de knieën.
In Berga is het even zoeken naar de plaats waar de bussen naar Barcelona vertrekken, maar eens we die hebben gevonden gaan we nog een pizza eten want de bus vertrekt pas om 14:00u. Aangezien ons vliegtuig om 08:00u de volgende dag vertrekt zien we ons genoodzaakt om de nacht door te brengen op het vliegveld. Dat zijn ze daar blijkbaar gewoon want de hal ligt er om ’s nachts bezaaid met mensen en rugzakken. De terugreis verloopt gelukkig vlotter dan de heenreis en omstreeks 10:00u staan we op Zaventem en kunnen we terugkijken op een zeer geslaagde tocht.
Conclusie
Achteraf gezien hadden we toch graag nog iets meer in de hoge bergen gezeten. Omdat de route de Pyreneeën in de lengte doorsteekt loop je eigenlijk maar 5 dagen echt in de bergen. Het nationaal park Cadi-Moxeiro was een beetje een teleurstelling wegens veel te veel auto’s en de GR die vooral op grote wegen blijft. Persoonlijk vond ik het Franse deel mooier dan het Spaanse maar dat kan natuurlijk ook zijn omdat de GR in Spanje maar één dag echt door het gebergte loopt. Toch blijven we een goed gevoel aan deze tocht overhouden. De combinatie natuur en cultuur heeft zeker zijn meerwaarde. De tocht heeft ons alleszins duidelijk gemaakt dat we zo’n beproeving aankunnen en is een goeie leerschool om oriëntatie, weerkunde en andere vaardigheden te oefenen zonder ooit echt ver van de beschaving te zitten (uitgezonderd het middelste stuk dan). We komen zeker nog eens terug naar de Pyreneeën voor een uitdagendere tocht.
Praktisch:
- Heenreis: Thalys Brussel – Parijs, nachttrein Parijs (Austerlitz) – Toulouse. Er bestaat normaal ook een rechtstreekse nachttrein tot in Foix maar die reed om een of andere reden niet eind juli.
- Terug: Bus van Berga naar Barcelona, vliegtuig van Barcelona naar Brussel. Goedkoopste maatschappij is Vueling.
- Kaartmateriaal: topogids van de SGR, Carte de randonnées nr 7 (Haute-Ar!ège) en 21 (Andorra-Cadi)
- Bevoorrading: de route loopt langs verschillende stadjes waar je kunt bevoorraden Foix, Montferrier, Montségur, Camurac, Sorgeat, Ax-les-thermes, Mérens-du-bas, l’hospitalet-près-l’Andorre, Porté-Puymorens, Prullans, Bellver de Cerdanya, Baga, Gosol, Saldes, Berga.
- In Spanje zijn de winkels goedkoper dan in Frankrijk
Jonas Verckens
|