Anders reizen Costa Rica
Tja, wat heet anders?
Anders dan anders, zullen we maar zeggen. (dit verslag is oorspronkelijk geschreven voor de site ”Anders Reizen”)
Dit gaat gesmeerd ! Ik loop door de hoofdstraat van de hoofdstad, en geen enkele toerist te zien. Ik ben de enige gringo, en zo hoort ‘t. Want dan is ’t puur, zoals ‘t land is. Komen er toeristen, dan verandert alles langzaam in een sfeer van eenheidsworst.
Het weer is wel anders dan ik dacht. Het ‘droge seizoen’ hoort tussen aanhalingstekens, dat las ik in de Lonely Planet over ‘t hoofd. Dus toch een paraplu kopen, en daar heb ik er al 3 van thuis.
Er is trouwens ook weinig bezienswaardigs in die hoofdstad/straat. Winkeltjes met gebruiksspullen. Geld voor luxe is er niet, er zijn geen arme en geen rijke Tico’s (bewoners van Costa Rica) zo zal ik overal merken. Dat bespaart het land ook de nodige spanningen, en nee, nergens in deze drie weken, tref ik een Tico uit z’n doen. Ja een keer, staat er een vanaf de straat naar een huis te schreeuwen, heel boos, wel tien minuten. Maar da’s de enige.
San Jose ligt hoog, en de weg naar de Caribische kust, mijn eerste reisdoel, voert door wild beboste bergen, vaak in nevelen of motregen gehuld.
Dichterbij de kust wordt het landschap vlak, waar de Amerikanen dankbaar gebruik van hebben gemaakt. 20 kilometer bananenplantages volgen.
In Cano Blanco volgt een kleine afknapper. In mijn fantasie duurde de tocht met de boot door de jungle naar Parismina uren, ook al stond er 10 minuten in de Planet. Drukfoutje, dacht ik. Maar nee, een watertaxi scheurt als een gek het water over en je bent er voor je er erg in hebt.
Het blijft maar regenen, ik dood de tijd op het terrasje met lekker niksen en kijken naar het gebeuren op het steigertje. De baas van de taverne heeft een motor aangeschaft, die ook per boot komt, zoals alles, want dit is een eiland. Soms houdt de regen even op, dan begint t weer. Niet kamperen dan maar, en in de loop van de middag ga ik op zoek naar Don Alex, die behalve de camping ook een paar hutjes bestiert, die voor 2 dollar te huur zijn.

Het bevalt me goed, morgen wordt 't weer beter, verwacht hij.
Dat klopt, en ik benut de dag door de omgeving te verkennen. Ik ontdek de lagune die genoemd wordt in de gids, en besluit daar morgen te gaan kamperen.
De dag daarop schijnt de zon echt en ik vind mijn plekje, zee en zoet water bij de hand, vogels, zo nu en dan een mens, dit is wat ik zoek. Toch noopt het natte weer tot wel erg veel in de tent blijven (terwijl het al 12 uur donker is) zodat ik na 4 dagen weer aftaai, na kennis gemaakt te hebben met de dorpskrokodil.

Omdat het hier toch wat te nat is om te kamperen, en de zee wat te wild, besluit ik naar de andere kust te gaan, waar het echt droog is, op aanraden van een kennis.
En ja, hier op het schiereiland Osa, is ’t ideaal. In Puerto Jimenez, het eindpunt van de bus- een grappig, relaxt plaatsje waar ik een Limburger ontmoet, die op alle plaatsen is geweest waar ik geweest ben (en nog veel meer) kom ik, lopend langs de kust, weer aan een lagune, met heel veel vogels,schoon water, mooi strand, rustig zwemwater.
Vier nachten sta ik vlak aan 't water, de vogels lopen voor m’n tent langs of vliegen krijsend over, zicht op de zonsopkomst uit zee, waar ik meteen na ‘t ontbijt in spring,’s avonds gaat ie achter de bomen onder, de lucht vuurrood. Een zalige plek.
Toch nieuwsgierig naar de andere kant van het schiereiland, neem ik in Puerto Jimenez de bus, in la Palma de collectivo (particulieren minibusjes) naar Drake Bay. Daar loopt een jungle-pad langs de zee tot aan het Ranger-station, de uitvalbasis tot het nationaal Park Corcovado, waar veel zoogdieren als tapirs en jaguars leven.
Ik neem genoegen met de kleine, beschutte strandjes daar,waar je wel vrij mag kamperen, en een wandeling over het pad tot halverwege San Pedrillo (Agujitas).
De sfeer van de jungle is goed te proeven, ik zie brulapen en capucijner-apen en een neusbeer en heb weer een heerlijke tijd.

Daarna maar eens een ander deel van het land, het bergland. Dat kan ik niet in 1 dag bereiken dus pauzeer ik 2 dagen in Uvita, waar volgens de Planet een leuk hostel is, bij het Nationaal Park Marino Ballena
In het hostel, een verzameling kamertjes met daartussen een half overdekte ruimte met lekkere stoelen,. Hangmatten, 1 internetcomputer en een barretje, heerst een Amerikaanse sfeer. Veel mensen opeengepakt, de kamers lijken wel gevangeniscellen., de camping een lapje grond van 10 bij 10 met 7 tenten, geen plek om langer te blijven dan nodig is.
Het reservaat is een mooi kustgebied met lagunes met krokodillen, ik loop de andere kant op, een eindeloos zandstrand waar het heel erg rustig is.

De reis naar park la Amistad verloopt wat chaotisch. Het plaatsje Altamira op de kaart, blijkt niet het plaatsje wat genoemd wordt in de Planet. De uitvalsbasis voor het park bevindt zich in het uiterste zuiden van het land, en ik heb net 2 volle dagen om daar door te brengen.
Genoeg, want erg bijzonder vind ik het niet. De stilte en ongereptheid is wel uniek, maar een dagtocht van 10 uur over behoorlijk heuvelachtig bebost terrein is mij te gortig. Ik geniet ook hier van de rust, ‘s avonds op mijn veranda, prachtig uitzicht over het laagland en de bergen in de verte, de avondlucht, de vogels die nog even van zich laten horen, een jonge Francaise die de vogelstand bestudeert.
Mijn laatste dag doe ik inkopen in Alajuela, een voorstadje van San Jose. De sfeer is er wat aardiger dan in de hoofdstad, al moet je er verder niets van verwachten. Een kalender kun je er bv. niet kopen, een ongekende luxe in dit land. In de bus ontmoet ik een jongen(type gothic) met een Noorse ziel. Hij is hier geboren maar nu voor vakantie hier, studeert in Noorwegen, waar hij zich meer thuisvoelt. Een aparte ontmoeting.
Zo, dat was Costa Rica. Een geweldig land, bijna oneindig in natuurbeleving.
Dit is denk ik wel anders dan de verslagen die ik verder las. Geen speciale highlights van allerlei bijzondere dieren, maar gewoon, mijn manier.
Wat valt mij achteraf op?
Geen enkele kikker of slang gezien. Wat leguanen, die krokodil, dat was ’t wel.
Insekten. Zo goed als geen. Zeker in vergelijking met ons eigen land. Waar waren de pissebedden, duizendpoten, torren, wespen, zweefvliegen, al dat vliegende en kruipende spul dat ons werelddeel onveilig maakt? Drie keer een spin, wat kleine kakkerlakken in de tent, twee hommels,vier vliegen, wat mieren, geen teek, mug of daas te bekennen. Merkwaardig.
Maar wel rustig, al dat gekriebel en gezoem niet rond je of om te oren, en geen enkele keer gestoken.
Veel vogels, lekker veel, dat zijn toch mijn favorieten. Maar, het is een gepiep en gekras van jewelste. Het zullen ongetwijfeld zangvogels zijn, maar ze bakken er weinig van. Het klinkt pijnlijk, maar het moet gezegd; vergeleken met ons winterkoninkje , roodborst of merel mag het de term zang niet echt verdragen. Een piepende deur, een roestig wagenwiel, ...nee het is niet om over naar huis te schrijven.
Het is een heel prettig land om in te reizen. De Planet vertelt over de geschiedenis van het land, dat op de een of andere manier alle ellende van andere Zuidamerikaanse landen bespaard is gebleven, en waar de politieke verhoudingen ideaal zijn. Weinig grote inkomensverschillen, met als gevolg weinig criminaliteit. Ik heb me overal veilig gevoeld, de mensen waren overal aardig en er waren overal cabana’s te huur. Er wordt veel gereisd, maar door vnl. stellen/echtparen en kleine groepen. Nergens grote hotels gezien, alles kleinschalig.
Een aanrader. Wie het hele verhaal wil lezen, stuur
een mailtje, dan krijg je mijn hyves-link (voor iedereen zichtbaar).
Rob van Iren
|