Nooit de makkelijke weg
Soms is het net alsof ik er weer sta. De knisperende steentjes onder mijn schoenen, het water dat ik wel kan horen, maar niet kan zien, de angst die me naar de keel grijpt. Naast me een diepe afgrond, dertig centimeter bij me vandaan.
Dagen had ik gelopen en onderweg was ik maar twee mensen tegengekomen. Waar lukt je dat nog, dacht ik bij mezelf. Ik was de vorige dag in de buurt van de meest afgelegen jeugdherberg van Schotland geweest. Ik had het in de verte zien liggen. Er stonden tentjes naast en ik zag er mensen omheen scharrelen, maar ik zocht de eenzaamheid en liep verder, de andere kant op.
's Avonds had ik mijn tentje geparkeerd bij een stroompje van hooguit een meter breed. Ik had er mijn potje gekookt en de zon onder zien gaan. Ik zou nog minstens drie dagen moeten lopen voordat ik de bewoonde wereld weer ging betreden. Maar die avond wijzigde ik mijn plan. Toen ik de kaart pakte om mijn route voor de volgende dag door te nemen zag ik ineens hoe dicht ik in de buurt van The Isle Skye was. Skye, het gevleugelde eiland, het eiland in de mist. Het is er ongelofelijk mooi. De donkere pieken van The Cuillins, de haven van Portree, The Old Man Of Storr, The Fairy Glenn en telkens dat uitzicht over de zee. Daar wilde ik weer zijn. Ik had het op de kaart gezien: het was maar een dag lopen en dan kon ik op de doorgaande weg vast wel een lift krijgen. Ik kon het beekje volgen en dan was er een waterval met een pad ernaast. Spectaculair, dat leek me wel wat!
Zo gezegd, zo gedaan. Ik volgde het water en na ongeveer een uur hoorde ik het al kletteren. Ik vond het pad en begon aan de afdaling. Het was pittig, erg steil en het was soms moeilijk mijn evenwicht te bewaren met mijn zware rugzak. Maar zoals mij met de paplepel ingegoten was, zette ik door. Iedereen die op een boerderij opgegroeid is snapt dat. Het werk moet gedaan: de koeien moeten gemolken, het hooi moet binnen voor de regen. Doorpakken en geen gezeur!
Tja, en toen stond ik daar. Op een enorme gladde rots met daaronder het pad. Naast me de waterval, diep uitgesleten in de rotsen, buiten mijn blikveld. Ik keek achterom. Mijn ogen volgden het steile pad waarlangs ik net naar beneden was geklauterd. Ik wilde niet terug. Ik durfde niet terug. Ik durfde niet vooruit of achteruit.
Paniek in de tent. NEE! Niet naar beneden kijken! Vooral NIET naar beneden kijken! Okay, ga zitten Jans, rustig… straks val je nog. Mijn god, ik heb niemand verteld dat ik hier langsging. Als ik hier val, vinden ze me nooit. NOOIT! En als ik dan niet dood ben dan lig ik daar met een gebroken been of een gebroken heup of een hersenschudding of alledrie. Er spookten beelden door mijn hoofd van klimmers die vast waren komen te zitten en met hun zakmes een lichaamsdeel hadden moeten amputeren om zichzelf te bevrijden. Ademhalen Jans! Diep ademhalen! Voorzichtig ging ik zitten met de rugzak nog op mijn rug. Het is hier mooi Jans, kijk dan hoe mooi het hier is!
Langzaam kwam ik weer tot rust en zag het. In de donkere afgrond groeiden kleine boompjes. Vlak naast me bloeiden lieve kleine bloemetjes, waarvan ik nog steeds de naam niet ken. En het uitzicht! Wow! Wat kon ik ver kijken! Toen ik eindelijk alles weer zag voor wat het was, kwam ik tot de conclusie dat ik niks anders kon doen dan me naar beneden te laten glijden. Voorzichtig deed ik mijn rugzak af en liet hem zakken en daarna voorzichtig vallen. Plof... Gelukkig, hij viel niet om. Want alles zat er in: mijn kleren, mijn eten en drinken, mijn tent en mijn kleine gasbrandertje waar ik zo blij mee was. Nou ja, liever mijn rugzak dan ik. Het duurde wel een paar minuten voordat ik het durfde. Misschien zelfs wel een kwartier. Tijd is niet te bevatten in dit soort situaties. Ik draaide me om en ging op mijn buik liggen en liet me langzaam naar beneden glijden. Het moment dat ik nog geen grond voelde, maar me ook niet meer vast kon grijpen, zal ik nooit vergeten. Wat kan een mens zichzelf toch in de nesten werken. Mijn moeder zei ooit eens: Jantje, jij kiest nooit de makkelijke weg. Ze heeft zo gelijk.
Toen ik bijna beneden was, hoorde ik mensen praten. Ze durfden niet verder omhoog en besloten terug te gaan. Even later zag ik ze in hun auto stappen en wegrijden. De bewoonde wereld, ik was er weer. Op naar Skye, verder!
Jantje Jonkman
|